Droommachines en denkbeesten

René De Ryck
Fons Vandergraesen

René De Ryck, Droommachines en denkbeesten. Brugge, Arthos Uitgeverij, 2013, 384 p. € 19,95 ISBN 9789491258015

Droommachines en denkbeesten. Een ietwat bevreemdende titel die het imaginaire koppelt aan techniek en het rationele aan het animale. Of anders: in de veertig essays lees je de dualiteit tussen droom en denken, tussen verbeelding en ratio, tussen aanvoelen en overwegen, tussen sympathie en afstand, tussen meeleven en kritisch analyseren, tussen objectief wetenschappelijk en subjectief belevend. Een geslingerd worden tussen twee polen met als uiteindelijk doel een levensnoodzakelijke synthese.  Een synthese die knap gevisualiseerd wordt in het statisch geschilderde kaftontwerp.

Bij René De Ryck, de man met twee paspoorten, ontdek je dezelfde dualiteit tussen alfa- en bètamens, tussen rationeel zakelijk en creatief, tussen stad en platteland, tussen wiskunde en literatuur, tussen humane wetenschap en strikt positieve wetenschap. ‘Ik heb twee paspoorten, eentje van het platteland en eentje voor de stad. (…) Ik heb evengoed de Middeleeuwen in mijn bloed als de Moderniteit, (…) (p. 247)

Behalve in het prachtig geschreven en doorleefde hoofdstuk  Twee paspoorten (p. 247) sprokkel je als lezer mondjesmaat het persoonlijke referentiekader van de auteur samen. Boeiend, uitdagend en discreet. De persoon achter de essays onthult langzaam en verdoken suggestief, in fijne mozaïekjes, zijn familiale en professionele achtergrond. Met de nodige zin voor zelfrelativering maar soms ook met uitgesproken meningen en standpunten.

In de veertig essays verbaast René De Ryck zich over het teloorgaan van 500 jaar westerse overheersing, over de rationalisering en aantrekkelijkheid van wreedheid, over de dualiteit tussen stad en platteland. Hij ergert zich aan het kromme taalgebruik en de communicatieruis, aan de zelfingenomen en ijdele dikke-ikjes, aan het onbehagen van de depressieve Belgen, aan het gebrek aan mededogen en empathie. ‘Een samenleving zonder mededogen, zonder empathie. Het enige waar we nog warm voor lopen is “zelf”-realisatie, “zelf”-ontplooiing, empowerment.’ (p. 164)

Hij verwondert zich over het ramptoerisme, over de te grote aandacht voor cognitie, over het constante gevoel van tijd tekort, over het tv- en internetproletariaat, over de flexibiliteit van taalverwerving, over hoe de media onze wereld vorm en beeld geven, over de spectaculaire verlenging van de levensduur, over de esthetiek van het lezen, over het kleurrijke samenlevingslandschap, over de generatieconflicten die de wereld laten draaien, over het functioneren van het menselijke brein. Hij stelt vragen bij onze eetcultuur, bij het rolmodel van zogenaamde B.V.’s, bij de evolutie van de mens, bij de achteruitgang van algemene kennis bij jongeren, bij het verworden van de consument tot verlangensmachines, bij mogelijke toekomstige beroepen, bij onze meer en meer Machiavellistische wereld, bij de manier waarop het materiële een ontevreden identiteit uitdrukt. ‘Er zit een onrust in ons, een ontevredenheid, een onbehagen. Opnieuw paradoxaal, maar wellicht het bewijs dat we ons diep vanbinnen vervelen. Verveling is de grondstemming en vloeibare onderstroom van onze cultuur.’ (p. 165) Hijzelf  is op zoek naar een meer sociaal-ecologische samenleving waar verbeelding en creativiteit belangrijker worden en schoonheid en authenticiteit een dynamisch tegengewicht vormen voor blijvende ergernis.

En precies deze toekomstvisie, dit probleemoplossende denken, geven deze veertig essays toch een milde ondertoon. René De Ryck stelt vast, analyseert en formuleert problemen, bedenkt oplossingen en toekomstgerichte strekkingen. Hij kijkt van aan de kantlijn maar hij blijft toch nauw betrokken. De wereld rondom ligt hem nauw aan het hart. En om zijn visie te versterken verwijst hij naar een uitgebreid wetenschappelijk en essayistisch referentiekader. Elk essay wordt gestoffeerd met een auteur die over de aangesneden problematiek heeft geschreven en gedacht. Che Guevara, Elif Shafak, Bas Haring, Steven Pinker, Noam Chomsky, John Cage, Leopold II, Spencer Wells, Mark Wauters, Allain de Botton, Koenraad Tinel,  en anderen worden kort biografisch, in een verduisterd kader en met een kleine foto, voorgesteld. Ze vormen een ankerpunt.

Aan de wetenschap van anderen koppelt De Ryck zijn ‘karretjes met dromen, ideeën, beelden, overtuigingen en herinneringen’ (p. 136). Hij kneedt zijn doorleefd wereldbeeld in relatie met andere denkers. Nu en dan geeft dit zijn essays een ietwat statisch, opstapelend en registrerend karakter. Je voelt aan dat hij zijn persoonlijke mening en visie ondergeschikt maakt, dat hij worstelt met de opzet van zijn boek: ‘Ziezo, bijna 14 miljard jaar geschiedenis overmoedig samengevat op een paar vellen papier, een lapidair overzicht.’ (p. 153)

Ook de uitdagende, verhelderende, confronterende, filosofisch getinte, kritische, avontuurlijke, levendige, digitale, ontnuchterende, geruchtmakende, interactieve…. extra tip leidt je op weg naar meer info en meer onderzoeksmogelijkheden.  Een prachtig idee.

Deze twee presentatielinks, aangevuld met een uitgebreide bibliografie, plaatsen uiteraard de bedenkingen, ideeën en visies van René De Ryck in een zelfrelativerend en anekdotisch perspectief. Een te nederige houding van een erudiet belezen man.  Op deze manier wordt dit boek een stapsteen tot verder en meer exploreren van een gevarieerde reeks actuele onderwerpen. Een referentiewerk met een lokroep naar meer.

Bij de meeste essays vertrekt René De Ryck vanuit een persoonlijke gebeurtenis: een film, een boek, een gesprek, een ervaring, een mijmering, een nieuwsfeit, een enquête, een uitspraak uit de vriendenkring, een citaat van een auteur. Hij blijft deze gebeurtenis associatief aftasten tot hij een concrete uitspraak of standpunt formuleert. Die uitspraak wordt dan in verschillende alinea’s ontleed en geprojecteerd in een ruimer universeel perspectief. Hij doet dit in een wervelende, associatieve, ietwat barokke turbo en staccato schrijfstijl.  Zonder veel rekening te houden met de klassieke interpunctie en zinsbouw.  Sterk vertellend, dynamisch communicatief, aanleunend bij mondeling taalgebruik. Een sprankelend gesprek.

‘Woede en frustraties komen plots naar boven.  Gespannen blik, haren recht, buiten jezelf, de flipperkast in ons hoofd kan niet meer volgen.’ (p. 287)

De essays zijn heel gevarieerd qua onderwerp, betoogtrant, analyse, betrokkenheid en verwoording. Soms zakelijk en accuraat, soms nauw persoonlijk betrokken, soms onderhoudend en causerend, soms geërgerd direct dan weer vrijblijvend badinerend.

De essays zijn doorspekt met citaten, met stukjes poëzie, met syntheses en samenvattingen van andere werken, met impressies die dagelijks op de auteur worden afgevuurd.  Brokstukken lectuur, ervaring, inzichten, bedenkingen: een amalgaam van levensfragmenten die ook als dusdanig worden gepresenteerd.  Niet als een monolitische blok wetenschap maar als fragmentjes ‘leef en leeskunst’, mozaïekjes vol tederheid en kritiek, brokstukken uit een gelidtekend leven. En de auteur verstopt zich niet, hij toont zich in al zijn kwetsbaarheid en breekbaarheid.

Droommachines en denkbeesten wordt knap afwisselend visueel gepresenteerd. Per essay een lithografische zwart-wit tekening van Renaud Audenaerde, vetgedrukte tussenkoppen die de alinea’s aflijnen, tekst die loopt in twee kolommen, quotes in een groter lettertype, een extra tip in een kader, een korte biografische schets in een verduisterd kader, een citaat. Het lezen wordt een stuk makkelijker en onderhoudend aangenaam.

Net als in zijn essays is Renè De Ryck een veelpotige mozaïekmens met een meerkantige identiteit.

Fons VANDERGRAESEN