Spinoza in bedrijf

Miriam van Reijen
Roland Leune

Miriam van Reijen, Spinoza in bedrijf. Van passie naar actie. Zoetermeer-Kalmthout, Klement/Pelckmans, 2013, 160p. € 19,65 ISBN 978 90 289 6683 3

Miriam van Reijen is hoofddocent Filosofie & Praktijk aan de Internationale School voor Wijsbegeerte en nam in 2011 als docent deel aan de collegereeks 'Filosofie voor managers' aan de Nyenrode Business Universiteit. Ze is bestuurslid van de Vereniging Het Spinozahuis en de Vereniging voor Filosofische Praktijk. Eerder schreef ze onder meer Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk.

De auteur maakt een selectie van teksten van Spinoza met de bedoeling een laagdrempelige en praktisch toepasbare inleiding tot het denken van Spinoza te bieden. Ze heeft hierbij gebruik gemaakt van de Latijnse teksteditie van Gebhardt, bijna alle Nederlandse vertalingen en daarnaast vooral Spaanse en Franse vertalingen.

Hoewel Spinoza de naam heeft een moeilijk auteur te zijn, wordt men bij de lectuur van zijn werken getroffen door de heldere formulering van zijn ideeën. Bovendien is zijn denken in verschillende opzichten modern: vooreerst hecht Spinoza een bijzonder belang aan de inzichten van de natuurwetenschap. Zo wil hij ook de passies op een koele en objectieve manier bestuderen. Zijn filosofie is nuchter en gespeend van utopisch denken; ze is wars van alle idolatrie en vertrekt van de mens zoals hij is, niet zoals hij zou moeten zijn. Dit is een indrukwekkende prestatie waardoor hij zijn tijd eeuwen vooruit was. Modern is tevens zijn niet-antropocentrisch mens- en godsbeeld. De religie speelt in zijn denken een cruciale rol maar nergens cultiveert hij het beeld van een persoonlijke God. Ook hierdoor spreekt hij de moderne mens aan die het idee van een persoonlijke God vaak niet langer geloofwaardig vindt. Bovendien is Spinoza geen moralist. Hij gaat niet normatief maar eerder beschrijvend te werk. Zo pleit hij voor een gemeenschap niet op basis van idealistisch altruïsme maar van welbegrepen eigenbelang. Hij heeft een nuchtere koopmansgeest waarin velen zich in onze, door economie beheerste samenleving kunnen herkennen. Ook zijn verdediging van de democratie, de scheiding der machten en de vrijheid van mening zijn uitermate modern.

De keuze van de teksten uit het werk van Spinoza beantwoordt ten volle aan de doelstelling van de auteur: een overzichtelijke en toegankelijke presentatie te verschaffen die nuttig is voor de praktijk, vandaar de aandacht voor de passies of aandoeningen versus een leven onder leiding van de rede. Dit resulteert in het onderscheid tussen een intrinsieke en een extrinsieke motivatietheorie: wie zich door zijn passies laat leiden is extrinsiek (door oorzaken van buitenaf) gemotiveerd terwijl wie leeft volgens de voorschriften van de rede, leeft vanuit zijn eigen denkkracht en vermogen. Het realisme van Spinoza komt uit deze teksten duidelijk naar voor: de gedachte − dat passies niet mogen worden onderdrukt en dat men een 'moet'-gedachte best omzet in een zelf graag willen  − spreekt de moderne lezer ongetwijfeld aan wegens de therapeutische waarde ervan. Vooral zijn opvatting dat de rede machteloos staat tegenover de passies tenzij zij zelf 'affect' wordt getuigt van een gedegen mensenkennis die wars is van alle illusies. Zijn realisme blijkt tevens uit zijn opvattingen over de staat. De staat heeft niet tot missie de burgers beter te maken maar wel veiligheid te bieden waardoor zij beter in staat zijn hun macht te vergroten en overeenkomstig hun eigen aard te leven. De staat is noodzakelijk omdat de rede geen macht heeft over de passies.

Het belang van deze teksten bestaat erin dat ze het denken van Spinoza toegankelijk maken voor een breed lezerspubliek terwijl ze de lezer tegelijkertijd attenderen op het feit dat de begrippen die Spinoza gebruikt, vaak op een andere manier moeten ingevuld worden dan in de moderniteit. Zo is zijn naturalisme geen materialisme. De notie 'natuur' valt bij hem niet samen met de materie in de moderne betekenis van het woord. Daarom ook kunnen in zijn filosofie geest en lichaam als één en dezelfde zaak worden voorgesteld en sluit zijn determinisme vrijheid niet uit: hoewel de mens geen vrije wil heeft, toch is hij vrij in zoverre hij uitsluitend handelt vanuit de noodzaak van zijn eigen natuur en onder de leiding van de rede leeft. Dit concept van vrijheid is de moderne tijd vreemd. Ook het begrip utilitarisme heeft bij Spinoza een andere betekenis dan thans en dat blijkt duidelijk uit de geselecteerde teksten. Het nut bij Spinoza reikt veel verder dan het materiële en kwantitatieve nut en overstijgt de tegenstelling egoïsme-altruïsme. Zijn utilitaristische uitspraken sluiten een onbaatzuchtig streven naar kennis en welwillendheid tegenover de medemens niet uit, wel integendeel. Dat is mogelijk dankzij het koppelingsbeginsel waarbij de mens, in zoverre hij zijn eigenbelang nastreeft, tegelijkertijd het belang van zijn medemens dient. De notie eigenbelang heeft hier een andere lading dan welke we gewoon zijn: het belang van de mens bestaat erin zijn wezen in stand te houden en zijn macht te vergroten (conatus). Spinoza vertrekt niet van de rationeel denkende en calculerende homo economicus die egoïstisch bezig is; zijn begrip 'nut' omvat integendeel ook het universele verschijnsel van de gift en de solidariteit. Telkens als de mens deugdzaam handelt, dwz. leeft vanuit zijn eigen kracht, handelt hij tevens op een wijze die de ander ten goede komt. De mensen zijn het nuttigst voor elkaar als ze leven overeenkomstig hun eigen aard en dus het meest hun eigenbelang nastreven. Dat koppelingsbeginsel verklaart bovendien het belang van de tolerantie bij Spinoza en zijn uitdrukkelijke verdediging van de vrijheid van denken en publiceren. Die vrijheid kan de economie en het belang van het algemeen alleen maar ten goede komen. Hier is geen 'onzichtbare hand' aan het werk die op neoliberale wijze het eigenbelang zou koppelen aan het algemeen belang; de vrijheid in de samenleving berust integendeel op de erkenning van de onderlinge afhankelijkheid tussen de mensen. Wie handelt vanuit zijn welbegrepen eigenbelang, handelt, aldus Spinoza, meteen ook in het belang van de gemeenschap. Het mensbeeld van Spinoza staat bijgevolg haaks op het westerse, individualistisch opgevatte 'ik' dat de wereld als een object beschouwt en zichzelf niet ziet als een deel van die wereld. De drift om in het eigen bestaan te volharden − de essentie van het begrip 'conatus' − leidt bij Spinoza niet tot een individualistisch of kapitalistisch mensbeeld maar laat ruimte voor solidariteit en gemeenschappelijkheid. Eigenbelang en algemeen belang liggen in elkaars verlengde, althans voor zover de mensen leven onder leiding van de rede. Deze zienswijze verschilt wezenlijk van de moderne opvatting die het eigenbelang reduceert tot het puur materiële en de samenhang tussen het eigenbelang en het belang van de ander uit het oog verliest. Een ander belangrijk verschil betreft de notie natuurrecht en de verhouding tussen recht en macht. De gelijkstelling van macht en recht doet al gauw denken aan het 'recht van de sterkste' dat een negatieve connotatie heeft. Bij Spinoza heeft macht evenwel een positieve betekenis. Het is goed om machtig te zijn, iets te kunnen. Alle recht is op macht gebaseerd. De rechten van de mens hebben slechts betekenis binnen een soevereine staat die ze erkent. Heel anders dus dan in de moderne natuurrechtsleer waarin rechten het individu reeds eigen zijn buiten elk staatsverband.

Het is de verdienste van deze selectie dat ze de actualiteit van Spinoza in het licht stelt maar tegelijkertijd oog heeft voor de toch belangrijke verschillen tussen zijn zienswijze en de huidige westerse opvattingen. Ongetwijfeld vormt het boek van M. van Reijen een lezenswaardige gids in het denken van Spinoza. In die zin biedt het zeker een betrouwbare introductie ten behoeve van leidinggevenden in de privé- en publieke sector. Uiteraard, maar dat geldt voor alle filosofische werken, dient de lezer open te staan voor dit soort inzichten. Dat veronderstelt een ontvankelijkheid van geest, kenmerkend voor wie reeds leeft overeenkomstig de rede. Het blijft natuurlijk de vraag of degenen die zich voornamelijk door hun passies laten leiden oog zullen hebben voor dit soort teksten. De consument die zich allerlei behoeften laat aanpraten en boven zijn stand leeft; de consument die steeds meer welvaart eist en geen genoegen neemt met wat hij nodig heeft, laat dit soort boeken gewoonlijk links liggen terwijl juist hij er het meest nood aan heeft. Hetzelfde geldt voor de producent, tenminste als die uitsluitend uit is op meer winst en zich uitsluitend door rendementsoverwegingen laat leiden.

Het blijft een mysterie hoe de overgang van een leven volgens de passie naar een leven onder leiding van de rede juist plaatsvindt. Die overgang veronderstelt immers een sprong die niet inzichtelijk kan worden gemaakt in termen van oorzaak en gevolg. Hij voltrekt zich plotseling en niet gradueel. Niettemin is hij geen zeldzaamheid: wie bijvoorbeeld een ongeval heeft overleefd en de dood in de ogen gekeken komt soms met een schok tot het inzicht hoe betrekkelijk zijn vroegere zekerheden wel waren. De passie 'schrik' blijkt hier noodzakelijk te zijn om de passies te overstijgen, ze is in dit geval geen obstakel op weg naar de rede maar juist de voorwaarde ertoe. Leven vanuit de rede heeft bovendien een paradoxaal karakter: wie leeft vanuit zijn eigen kracht ziet in dat hij niet het autonome subject is dat zijn lot soeverein in eigen handen heeft maar afhankelijk is van een realiteit die hem te boven gaat. Maar kan de mens wel op eigen krachten tot het inzicht komen dat zijn vrijheid erin bestaat ... uit eigen kracht te leven?

Roland LEUNE (Denderleeuw)