Ani is ook ons probleem. Een existentieel-hermeneutische benadering van de vluchtelingencrisis.

Martha Claeys

Ani is twaalf jaar oud en komt uit Georgië. Vier jaar geleden verhuist ze met haar ouders en haar jongere broer naar mijn straat. Ani is buitengewoon intelligent. Ze leert snel Nederlands. Zo wordt ze voor de buren de spreekbuis van het gezin. Ze raakt bevriend met haar leeftijdsgenoten in de straat. Via hen verneemt ze dat wij een hond hebben, en meteen belt Ani bij ons aan om te vragen of ze ons hondje mag uitlaten. Sindsdien komt ze bijna dagelijks langs en is ze kind aan huis in ons gezin.
Op een dag in het voorjaar belt Ani opnieuw aan. Deze keer komt ze niet voor de hond. Ze heeft een papier bij zich, en vraagt ons om een handtekening. Ze vertelt dat ze het land uitgewezen worden. Ze wonen al niet meer in onze straat, maar wel in een tijdelijk opvangcentrum aan de andere kant van de stad. Ani gaat alle deuren in onze straat af om handtekeningen te verzamelen om de beslissing over hun asielaanvraag aan te vechten. Ze zit in het laatste jaar van de lagere school, ten minste hoopt ze dat schooljaar nog af te mogen maken. Alle buren waar Ani aanbelt reageren onthutst: natuurlijk moet Ani blijven! Mijn moeder stelt voor om brieven met getuigenissen op te stellen. Binnen de paar dagen hebben we hier thuis allemaal een brief opgesteld en samen met een foto van onze identiteitskaart aan Ani bezorgd. We sturen mails uit naar de buren met de vraag om hetzelfde te doen. Ani vertelt dat ook haar juffen op school actie hebben ondernomen. We zijn vastberaden om de overheidsinstantie die over Ani’s lot besliste, de uitspraak te doen herzien.

 

De vluchteling en het regelraster

Ani’s vraag om handtekeningen en de getuigenissen van de buren zijn een poging om de concrete situatie voor zich te laten spreken. We verzetten ons zo tegen de grote mate van abstractie en nivellering waar gezinnen zoals dat van Ani vaak onder lijden. De concrete situaties van die gezinnen worden gemakshalve op één hoop gegooid en vereenzelvigd met een abstract begrip: de vluchteling. Het doen en laten van die abstracte enkelvoudige vluchteling kan in regels en procedures gegoten worden. Ook Ani’s situatie werd gemeten aan enkele objectief vastgestelde criteria. De subjectiviteit van haar concrete situatie zou geen geldig argument zijn om te mogen blijven. De mate van integratie van dit specifieke gezin, de wortels die ze intussen gegroeid hebben in de buurt, hun motivatie en hun karakter zijn geen objectief criterium. 

De regels zijn voor de vluchteling geüniformeerd en gaan voor iedereen gelijk op: juridische argumenten moeten objectief verifieerbaar zijn en enkel die objectieve feiten geven de uiteindelijke doorslag in een beslissing over hun verblijfsvergunning. Medemenselijkheid, concreet medeleven en aandacht voor de verscheidenheid van ieder individueel geval zijn hier niet op hun plaats. Maar klopt dat wel? Kan een ethische keuze herleid worden tot verschillende categorieën, waar telkens opnieuw hetzelfde raster van regels en vereisten op toegepast kan worden? Dat is de vraag die de existentieel-hermeneutische ethiek ons voorlegt.

Volgens de existentieel-hermeneutische ethiek geeft iedere ethische keuze ons opnieuw de opgave om die concrete situatie te interpreteren, te verstaan. Iedere situatie doet een oorspronkelijk ethisch appel. Pas in de concrete gegevenheid licht het algemene op, dat is het vertrekpunt van de hermeneutische ethiek. Een ethische situatie vertrekt in eerste instantie altijd van een persoonlijke verhouding, een betrokkenheid tot het probleem. Ani’s situatie is volgens deze theorie geen geval waar vooropgestelde abstracte ‘regels’ voor gelden, maar als concreet geval wel dé oorspronkelijke belichaming van het ethische. Het algemene is slechts een afgeleide achteraf. Ethiek gaat altijd eerst over de concrete situatie, maar objectiverende theorieën lijken van die concreetheid soms juist te vervreemden.

 

Het menselijke standpunt

Hoe stellen we een beleid op en behouden we tegelijk ons menselijk gelaat? Hoe verhinderen we dat de vraag die uitgaat van de concrete situatie niet verloren gaat in rationele wettelijke procedures? Hoe kunnen algemene richtlijnen in ethische situaties toch de subjectiviteit en menselijke betrokkenheid telkens weer erkennen? Volgens Hans-Georg Gadamer is de eerste stap in het ethisch verstaan het besef van de onvermijdelijke subjectieve verscheidenheid van de ethische situatie. Iedereen vertrekt van een onafschudbaar voorverstaan van de situatie, gekleurd door een socio-culturele context, door waar we waarde aan hechten, en het is historisch ingebed. Gadamer begrijpt dat voorverstaan niet als iets negatiefs dat we zo veel mogelijk moeten proberen weg te cijferen. Het voorverstaan is een vereiste voor de ethische situatie om überhaupt begrepen te kunnen worden. Om aangegrepen te worden door ethische situaties hebben we een horizon nodig waartegen we de situatie kunnen plaatsen: een kader van waarden, gevoelens en andere menselijke betekenissen.

Paul van Tongeren schrijft: “de hermeneutiek stelt provocatief dat vooroordelen ons verstaan niet belemmeren, maar mogelijk maken. In plaats van een standpunt in te nemen dat zoveel mogelijk lijkt op geen standpunt, moeten we eerder een menselijk standpunt innemen.”[1] We moeten in de ethiek niet streven naar een view from nowhere, zoals Thomas Nagel het noemt.[2] Het is immers het persoonlijke voorverstaan dat het ethisch verstaan in de eerste plaats mogelijk maakt. Onder meer aan die gedachte ontleent de existentieel-hermeneutische ethiek haar naam: er is geen manier mogelijk om de ethische situatie aan te snijden die niet zelf ook al een interpretatie is. Het morele verstaan gaat steeds uit van een verstaan dat daar nog aan vooraf gaat.  

Gadamer benadrukt dat er iets specifieks is aan het ethisch verstaan, dat het onderscheidt van bijvoorbeeld het wetenschappelijk verstaan. Het onderwerp van de ethiek is niet slechts feitelijke opeenvolging van objectieve gebeurtenissen, maar wel een menselijke verhouding, een botsing van verscheidene levensopvattingen, van een verschillend voorverstaan. Het ethische verstaan is daarom altijd ook een zelfverstaan. De hedendaagse Canadese filosoof Charles Taylor noemt zulke onderwerpen, waarbij de menselijke betrokkenheid cruciaal is voor het begrip van het onderwerp, human meanings. “Morele discussie en onderzoek zijn enkel mogelijk in een wereld die gevormd is door onze diepste morele reacties (...); net zoals de natuurwetenschap veronderstelt dat we op een wereld zijn gericht waar al onze reacties geneutralizeerd zijn,”[3] schrijft Taylor. Precies omdat het in de ethiek om human meanings gaat, is het niet wenselijk om een standpunt na te streven dat van iedere menselijke betrokkenheid ontdaan is.

Als een ethische situatie begrepen moet worden als een zelfverstaan, dan is ieder ethisch verstaan ook een kans om ons opnieuw over onze eigen houding en vooroordelen te bezinnen, en om deze af en toe radicaal te durven herdenken. Ani botst op muren bij haar aanvraag om toch in België te mogen blijven, omdat ‘de regels nu eenmaal de regels zijn’. Het is goed dat regels en wetten bestaan om tegen een zekere willekeur te beschermen, maar zulke regels zetten wel de levendige concrete ethische verhouding vast. De actie van de buren is een vraag de concrete situatie te interpreteren, om tegelijk met de situatie ook onszelf te verstaan, en ons ethisch oordeel op die manier steeds fris en genuanceerd te houden. Ook vastgezette regels zouden met eenzelfde concrete alertheid vaak genoeg opnieuw bevraagd moeten worden.

Als Gadamer het zelfverstaan als onderdeel van het ethisch verstaan formuleert, geeft hij daarmee het argument om in iedere concrete situatie weer oprecht en betrokken een doordachte ethische keuze te maken. Het is deze praktische opvatting van de ethiek die Gadamer bepleit, en die hij tegenover een ethiek stelt die algemene regels op concrete situaties toepast. “Dat zulke begrippen altijd persoonlijk zijn, dat wil zeggen: niet kunnen worden losgemaakt van de verbondenheid die mensen ermee voelen, is geen belemmering maar juist een mogelijkheidsvoorwaarde voor het soort van praktische filosofie dat hier wordt vooropgesteld,”[4] schrijft Paul van Tongeren. Door Ani te leren kennen voelen de buren dat de rationele wettelijke procedures te snel en te abstract over Ani’s lot beslist hebben. Hun opstand tegen een juridische beslissing komt vanuit een directe morele betrokkenheid. Ani en de buren trekken aan de alarmbel: in dit geval moet de procedure opnieuw concreet bekeken en in vraag gesteld worden. Het concrete morele appel overstijgt de rationele procedures.

De overheidsinstantie benadert Ani’s geval zonder daar ook een zelfverstaan onder te begrijpen. Voor de ambtenaren die achter gesloten deuren Ani’s papierwerk afhandelen gaat het om niet meer dan abstracte feitelijkheden, die geen rechtstreeks ethisch appel op hen doen. Dat doet zich in het algemeen voor in het vluchtelingendebat, ook in het buitenland. De vluchteling wordt zo’n abstract gegeven en de hele situatie komt zo ver van ons te staan dat we niet meer het ethische appel voelen om telkens weer onze eigen verhouding tot de situatie in vraag te stellen. Het komt binnen zoals een oppervlakkig verhaal dat doet: we worden af en toe geraakt maar tot een oprechte bezorgdheid om de situatie en een bevraging van onze eigen rol daarin leidt het vaak niet. De bureaucratische procedures waaraan iemand als Ani onderworpen wordt, dragen bij aan deze abstraherende tendens.

 

Het vooroordeel tegen vooroordelen

Gadamer verwijt verlichte denkers zoals Descartes dat ze de concrete gesitueerdheid, het voorverstaan, het zelfverstaan als belemmering voor juiste kennis zagen. Aangezien subjectieve ervaringskennis in de wetenschap niet betrouwbaar bleek (de zon lijkt om de aarde te draaien, maar Copernicus ontdekte dat dat niet zo is), werd subjectiviteit ook in andere domeinen gezien als iets wat overwonnen of getranscendeerd moest worden. Die conclusie was volgens Gadamer onterecht. Het echt verstaan van het vluchtelingendebat vereist een begrip van de historische context, van wat het is om te vluchten, van oorlog. Voor een echt begrijpen van Ani’s situatie moet je weten wat het belang van educatie is, welke specifieke talenten Ani kan ontwikkelen, wat Ani drijft om te blijven, en hoe wij ons tot haar verhouden. Sinds de Verlichting wordt zo’n contextuele kennis echter uit het argumentatieve discours gefilterd, stelt Gadamer. “Het fundamentele vooroordeel van de Verlichting is het vooroordeel tegen vooroordelen überhaupt,”[5] schrijft hij.

Zo’n objectiverende tendens laat geen ruimte voor de historische inbedding van de ethische situatie. Volgens Gadamer is het verkeerd om de ethische situatie geïsoleerd van de traditie waaruit ze voortkomt te benaderen. Ook die historische inbedding is immers deel van het ethisch voorverstaan. Gadamer noemt de gevoeligheid voor die historische inbedding, de opvatting dat de huidige toestand steeds een schakel is in een lange historische ontwikkeling, het werkingshistorisch bewustzijn. Een groter bewustzijn van de historische inbedding van de vluchtelingenproblematiek is cruciaal om Ani’s situatie te begrijpen. Dat kan ons bijvoorbeeld doen inzien dat vluchtelingen van alle tijden zijn, en dat het eerder historisch toevallig is dat nu zij de vluchtenden zijn. Toen Europa niet het economische en politieke zwaartepunt was, waren het onze streken die de mensen ontvluchtten. In de vorige eeuw vluchtten duizenden gezinnen naar buurlanden toen hier de wereldoorlogen uitgevochten werden. Of ze staken vanuit Antwerpen de oceaan over met de Red Star Line, vaak uit economische overwegingen. Zulke inzichten zijn belangrijk om negatieve en veralgemenende oordelen over vluchtelingen tegen te gaan. Uitspraken als ‘zij komen altijd van ons profiteren’ worden onderuit gehaald door een cultivering van het werkingshistorisch bewustzijn.

Søren Kierkegaard maakt een onderscheid tussen een mededeling van kennen en een mededeling van kunnen. In de mededeling van kennen staat objectiviteit centraal: het is een overlevering van kennis die de toehoorder passief kan ontvangen. Voor een zakelijk en informatief doel is zo’n mededelingsvorm gepast, maar als het om menselijke affaires gaat, schiet de abstracte kennismededeling tekort. De mededeling van kunnen biedt hier heil: die legt niet enkel de klemtoon op de inhoud van wat er gezegd wordt, maar verbindt die inhoud meteen aan de praktische situatie, aan de concrete betrokken personen. Een mededeling van kunnen is altijd existentieel: wat gezegd wordt, is oprecht omdat het verinnerlijkt wordt door diegene die het meedeelt. De inhoud wordt niet zomaar geponeerd, maar ook doorleefd. ‘Mededelen’ mag hier breed worden verstaan: naast het letterlijke spreken ziet Kierkegaard waarschijnlijk ook sommige handelingen als een mededeling van kunnen.

 

Horizonversmelting

Een objectiverende benadering, de impliciete opvatting van ethiek als een mededeling van kennen, dreigt “de concrete eisen die van de situatie uitgaan (...) te verdoezelen,”[6] schrijft Gadamer. Maar de ethische situatie vraagt nu juist dat men zich echt inlaat met de concrete gebeurtenis, met alle betrokken personen. Volgens Gadamer is het doel van een echt ethisch verstaan steeds een horizonversmelting: de verschillende betrokken perspectieven worden wederzijds begrepen en versmelten idealiter tot een nieuwe, rijkere horizon die de oorspronkelijke perspectieven overstijgt. Een echt begrip van de ander, een verkenning van zijn horizon, kan pas tot stand komen als we ons ook echt inlaten met de leefwereld van een vluchteling, zijn concrete verlangens, zijn verhaal.

Aandacht voor de concrete mens achter de vluchteling is natuurlijk een grote opgave: we kunnen nooit ieder individueel verhaal leren kennen. Eenvoudiger is het om de wereld en haar bewoners in categorieën op te delen: wij en zij. Zulke categorieën zouden niet per se vermeden moeten worden, zo moet Gadamers pleidooi niet begrepen worden. Integendeel, zonder dergelijke schema’s zou de wereld compleet onoverzichtelijk zijn. We hebben categorieën nodig om de wereld te begrijpen. Wat door de existentieel-hermeneutische ethiek bekritiseerd wordt, is dat deze abstracte categorieën de concrete situatie dreigen te stereotyperen. De concrete mens wordt geplooid naar ideële concepten die soms ver van de concrete werkelijkheid staan. Om categorieën gezond en actueel te houden is het absoluut nodig om zich vaak genoeg in te laten met de mens achter de vluchteling en diens concrete situatie. 

Dat kan  door te ‘verhalen’, door genuanceerde interviews of authentieke beelden van de situatie te bekijken, of iemand te ontmoeten die gevlucht is. Televisiereportages als Terug naar Eigen Land[7] vervullen bijvoorbeeld deze rol. De opzet van zo’n programma zou men ethisch-hermeneutisch kunnen noemen: bekende Belgen vertrekken naar gebieden waar grote stromen vluchtelingen vandaan komen om zelf te ondervinden wat daar concreet speelt. Ze spreken er met mensen, ze ontmoeten mensensmokkelaars, ze zijn getuige van de wantoestanden in vluchtelingenkampen die hier als goede verblijfsalternatieven worden geportretteerd onder het motto ‘opvang in eigen regio’. Zienderogen komt het tot horizonversmelting tussen de Belgen en de mensen op de vlucht. Het ethische appel dat van de concrete situatie uitgaat is veel sterker dan het afgezwakte en verlammende appel dat van de abstracte en onoverzienbaar grote groep vluchtelingen uitgaat. Ook dat maakt het programma duidelijk: concrete confrontatie drijft de kandidaten tot acties en uitspraken die de rationele wettelijke procedures overstijgen. Als je spreekt met een moeder die op het punt staat in de armen van een mensensmokkelaar te lopen om naar Europa te komen omdat ze in haar tijdelijke verblijfsplaats niet het geld kan verdienen dat ze nodig heeft om haar kind te verzorgen, dan wordt de maandenlange procedure die ze moet doorlopen om legaal het continent binnen te komen totaal absurd.

Toen ik Ani leerde kennen, was ze in de eerste plaats een meisje dat van honden hield en in mijn straat woonde. Pas in de tweede plaats leerde ik haar als vluchtelinge kennen. Onze concrete verhouding heeft verhinderd dat ik Ani zag als iemand die behoorde tot een abstracte groep van vluchtelingen, dat ze deel was van hen die tegenover ons staan. Tinneke Beeckman waarschuwde in een recent artikel voor een aantal mechanismen die een echt goed gesprek in de weg staan.[8] Door mensen eerst te benaderen als deel van een abstracte categorie, en dan pas als mens, bemoeilijken we een goed en diepgaand gesprek, waarbij we tot een echt begrip van de ander kunnen komen. Uiteraard hebben alle vluchtelingen iets gemeen waardoor ze gemakshalve onder één noemer gebracht kunnen worden, net zoals alle handarbeiders dat hebben, of alle blonde vrouwen. Maar de natuurlijke nieuwsgierigheid en openheid voor het nieuwe bij iedere concrete ontmoeting wordt gefnuikt als we de mens voor ons al in een vastgeroeste categorie hebben ondergebracht. Dan doen we alsof de identiteit van een persoon samenvalt met een hokje waar hij toevallig in terechtgekomen is. Beeckman schrijft: “We bekijken mensen niet vanuit hun mens zijn, maar eerder vanuit de functie die ze vervullen. We spreken niet met Jan, Sara, of Lies, maar wel met de bankbediende, onze baas of een klant.”[9] Hetzelfde gebeurt vaak met vluchtelingen.

 

De ethische houding

Een echt begrip van de ethische situatie komt tot stand vanuit praktische betrokkenheid. Hierin verschilt het ethisch verstaan van bijvoorbeeld het natuurwetenschappelijk verstaan, en om die reden is Gadamers theorie existentieel-hermeneutisch. Die termen duiden het ethische als een verstaan, een interpretatie die steeds existentieel is en nauw bij het concrete wezen van de mens aanleunt. Het ethische is een persoonlijke verantwoordelijkheid, een appel dat van binnen uit komt, en niet pas door een rationele overweging wordt afgedwongen. Ethiek is in de eerste plaats een praxis. Een ethiek die louter theoretisch is, schiet steeds tekort. Gadamer stelt dat de ethische theorie hoogstens kan bestaan uit een verzameling van Leitbilder of schemata die nastrevenswaardig zijn, zoals dapperheid, mededogen of rechtvaardigheid. Hoogstens kan je een praktische wijsheid cultiveren, die Aristoteles de phronesis noemt, en de Leitbilder die je zelf waardevol vindt goed voor ogen houden. Maar in de concrete ethische keuze moet je telkens weer zelf een sprong maken, zonder zeker te zijn van de uitkomst. Het ethische weten is altijd een zoekend en onaf weten, en in het beste geval heeft het geen vaste vorm: iedere nieuwe ethische situatie zet immers opnieuw aan om jezelf en de ander te verstaan en het concrete ethische appel te onderzoeken.

Het ethische mededelen is volgens Kierkegaard een mededeling van kunnen. Een echte ethische keuze, een handeling, een uitspraak, is doorleefd en complex. Het ethisch handelen ligt in het verlengde van een persoonlijk voorverstaan, en is een praktische reactie op een concrete situatie. “De wetende staat niet tegenover een stand van zaken die hij alleen maar vaststelt, maar is direct betrokken bij wat hij ziet. Het is iets wat hij te doen heeft,”[10] schrijft Gadamer. Omdat de mededeling van kunnen van binnenuit een boodschap overbrengt, is zo’n mededeling nooit dogmatisch. Eerder zet ze aan om zelf op een authentieke manier tot inzicht te komen. De mededeling van kunnen geeft de buren een duw in de rug om zelf een ethisch appel te voelen, de verscheidenheid van de ethische situatie in te zien, en vervolgens zelf tot een concreet verstaan te komen. Kierkegaard heeft deze gedachte uitgedragen in zijn eigen manier van schrijven: veel werken publiceerde hij onder pseudoniem. Hij stelde zijn gedachten voor door de ogen van erg uiteenlopende personages. In de plaats van een theorie over te brengen zonder interesse in de verinnerlijking ervan bij de lezer, daagde hij de lezer uit om zelf tot inzicht te komen. Hetzelfde gebeurt in een reportage als Terug naar Eigen Land, of bij de reactie van de buren op de uitwijzing van het gezin van Ani: de concrete situatie scherpt de phronesis aan, de praktische verstandigheid, veel meer dan de abstracte data in de krant dat doen. Dat laatste is een mededeling van kennen, de concrete praktische omgang met het probleem is er een van kunnen.  

In navolging van Aristoteles is volgens Gadamer datgene waar we het over willen hebben bepalend voor welke methode we gebruiken: kennen of kunnen, zakelijk of existentieel, betrokken of onthecht. Gadamer onderscheidt het domein van de ethos van dat van de physis. De methode van het domein van de physis is helder, objectief en het onderwerp ervan is rationeel inzichtelijk te maken. De methode van de ethos is daarentegen een existentiële houding, een verinnerlijkt streven naar het goede. In die zin sluit de existentieel-hermeneutische ethiek nauw aan bij de deugdethiek, waar de deugd als een manier van leven centraal staat. Gadamer noemt dat continue streven in navolging van Aristoteles de orexis.[11] De ethische situatie vraagt niet om een objectieve, rationele en afstandelijke afweging. Als ik voor Ani een getuigenis schrijf, is die brief niet iets wat ik los van mezelf kan zien. Het is het concrete verlengstuk van mijn waarden, mijn idealen, mijn overtuigingen. Het verstaan van een ethische situatie als iets wat ons op een existentieel niveau raakt, en niet als een abstract gebeuren dat los van ons staat, is volgens Gadamer de allereerste morele opdracht.

 

Een kant-en-klare oplossing?

Wat voor oplossing biedt de ethisch-hermeneutische ethiek dan concreet, bijvoorbeeld voor de vluchtelingencrisis? De ethisch-hermeneutische ethiek reikt ons geen precieze methode aan om in iedere situatie het juiste te doen. Daarom kan ze ook niet zomaar aan het rijtje van andere ethische theorieën toegevoegd worden: zowel de consequentiële ethiek als de plichtsethiek bieden een set van regels en rationele theorieën aan die op zichzelf staan, en als antwoord op en vervanging van andere theorieën bedoeld zijn. De ethisch-hermeneutische ethiek spoort eerder aan tot een alertheid om niet één theorie tot universele gouden regel van de ethiek te verheffen. Door de ethiek ethisch-hermeneutisch te benaderen, worden andere theorieën niet noodzakelijk tegengesproken. In de concrete situatie kan nóg blijken dat we proberen tot een oplossing te komen die zo veel mogelijk geluk teweegbrengt (zoals de consequentiële ethiek beoogt) of het gevoel hebben dat we een morele plicht hebben (zoals de plichtsethiek stelt). De ethisch-hermeneutische ethiek vraagt enkel om in iedere concrete situatie opnieuw en vanuit een persoonlijke betrokkenheid de vraag te stellen naar de juiste keuze. Deze opvatting van ethiek maakt de ethische keuze niet simpeler, integendeel. Het is een oproep om de verscheidenheid in de ethische situatie telkens opnieuw serieus te nemen.

De existentieel-hermeneutische ethiek poogt de grote ethische theorieën naar de concrete situatie terug te voeren. De opvattingen van bijvoorbeeld de plichtsethiek, de consequentiële ethiek of het contractualisme zijn niet per se onnuttig of verkeerd, maar ze beelden vaak een abstract en gesimplificeerd beeld van de ethische situatie af. De onpartijdige rationele actoren waar die theorieën vanuit gaan bestaan niet in de werkelijkheid: er zijn enkel betrokken mensen met bepaalde motieven en vooronderstellingen. Een onthecht oordeel is in veel gevallen ook niet wenselijk: “Rechters en politici moeten onpartijdig zijn, maar een moeder moet meer om haar kind geven dan om enig ander kind, en zelfs van mijn arts verwacht ik dat hij doet wat in mijn belang is en mij niet slechts behandelt vanuit de vraag wat in het algemeen het beste zou zijn of wat het meest het algemeen belang zou dienen,”[12] schrijft Paul van Tongeren. Iedere ethische theorie gaat op voorhand al uit van een welbepaald voorverstaan, van een vraag die gesteld wordt, van een oordeel over wat waardevol en goed is. Ook morele ‘feiten’ zijn reeds interpretaties. Op die onvermijdelijke gesitueerdheid van het ethische maakt de existentieel-hermeneutische ethiek ons attent. 

De existentieel-hermeneutische ethiek vertelt me niet of Ani in België mag blijven of niet. Noch geeft die theorie argumenten voor één of andere duidelijke oplossing voor de vluchtelingenproblematiek. Wel wijst die ethische theorie op een fundamentele nalatigheid in het vluchtelingenbeleid: de concrete ethische situatie wordt vaak niet opnieuw kritisch benaderd. De regels en procedures maken de vluchteling tot een abstract begrip, en dat bemoeilijkt het om een rechtstreeks ethisch appel te voelen. Een vicieuze cirkel wordt zo in stand gehouden: we komen niet tot een existentiële verhouding tot de situatie, maar benaderen ze als iets dat los van ons staat. Op die manier bevragen we nooit oprecht of de regels wel echt het beste antwoord bieden op het concrete probleem. Maar wie Ani leert kennen kan niet anders dan zich persoonlijk ethisch aangesproken voelen en de vastgeroeste objectiverende procedures opnieuw in vraag stellen.

 

Noten :

 

 

 

[1] Van Tongeren P., Leven is een kunst. Over morele ervaring, deugdethiek en levenskunst, Zoetermeer – Mechelen, Klement - Pelckmans, 2012, p. 60

[2] Nagel T., The View from Nowhere, New York – Oxford, Oxford University Press, 1989, paperback edition, 244 p. (eerste uitgave: 1986)

[3] Taylor C., Sources of the Self. The Making of Modern Identity, Cambridge, Massachusetts, Harvard University Press, 1989, p. 8, mijn vertaling naar het Nederlands, oorspronkelijk fragment: “Moral argument and exploration go only within a world shaped by our deepest moral responses (...); just as natural science supposes that we focus on a world where all our responses have been neutralized,”

[4] Van Tongeren P., Leven is een kunst, p. 60

[5] Gadamer H-G., Waarheid en Methode. Hoofdlijnen van een filosofische hermeneutiek, Nijmegen, Vantilt 2014, p. 275 zoals geciteerd in Hammermeister K., Gadamer, vert. Van den Bossche M., in de reeks: Kopstukken Filosofie, Rotterdam, Lemniscaat, 2002 p. 73

[6] Gadamer H-G., Waarheid en Methode, p. 299

[7] Terug naar eigen land [documentairereeks], Eyeworks productiehuis, 7 afl., uitgezonden op VIER, 3 maart 2016 - 14 april 2016, (gebaseerd op een Australisch format: Go Back to Where You Came From, 2011)

[8] Beeckman T., “Een echt gesprek, waarom is dat toch zo moeilijk? Over de problemen die échte authentieke interactie met andere in de weg staan.” in: De Morgen Online, 27-03-15, http://www.demorgen.be/wetenschap/een-echt-gesprek-waarom-is-dat-toch-zo-moeilijk-ba19b264/ (geraadpleegd op 21-05-16)

[9] Loc. cit.

[10] Gadamer H-G., Waarheid en Methode, p. 300

[11] Ibid., p. 298

[12] Van Tongeren P., Leven is een kunst, p. 56

Verschenen in