Badiou

Joost De Bloois
Jan-Jasper Persijn

Badiou

Joost De Bloois, Badiou (Profielen), Amsterdam, Boom & LannooCampus, Leuven, 2013, 174 pp., € 16,90  ISBN 9789461059772

 

Hoewel Alain Badiou graag zelf benadrukt dat hij in de eerste plaats een militant drager is van een politiek evenement (Mei ’68), wordt dat evengoed duidelijk tussen de regels van zijn omvangrijk, maar niet uitsluitend politiek oeuvre. Zoals De Bloois zelf aangeeft (p. 17), concentreert hij zich in deze eerste Nederlandstalige monografie over Badiou, in de reeks Profielen, vooral op die politieke betekenis – de Nederlandstalige inleiding in de vorm van essays gebundeld door R. De Brabander uit 2006 niet meegerekend. Die nadruk op de politieke reikwijdte van zijn systeem is niet geheel onterecht als we van naderbij bekijken hoe het precies tot stand kwam. De grote beweging van dit boek zal dan ook het intellectueel parcours volgen dat Badiou zelf doorheen de jaren heeft afgelegd.

 

Die beweging vangt aan met zijn activistisch maoïstisch engagement in de jaren ’60-’80, dat meteen de toon zet voor de loyauteit waarmee Badiou geheel consequent handelt conform zijn overtuiging. Vervolgens weet dat initiële politieke engagement zich ontologisch-mathematisch gedragen en uitgediept in zijn hoofdwerk L’être et l’événement (1988). De Bloois duidt in het eerste hoofdstuk de logica van deze stap uitvoerig als poging de formele mogelijkheid van een radicaal emancipatorische politiek conceptueel te denken. Met name de verzamelingenleer van Cantor, in de (klassieke) axiomatisering van Zermelo en Fraenkel, blijkt zich uitstekend te lenen tot het beschrijven van de zijnsstructuur en kan zo als model dienen om deze (politieke) emancipatie als structurele mogelijkheid te denken. In het derde hoofdstuk zet De Bloois de grote lijnen van Badious ontologisch argument uiteen, al zijn niet alle nuances van de zaak even zorgvuldig verwoord – vooral met betrekking tot het gebruik van de termen presentatie/representatie en de structurele reduplicatie van de telbeweging op het niveau van de staat. (pp. 106-110)

 

In een laatste stap zwermt de ontologische conceptualisering opnieuw uiteen in de vier waarheidsdomeinen die De Bloois beschrijft in de hoofdstukken die volgen: politiek, wetenschap, liefde en kunst. Zo komt op een coherente manier het filosofisch systeem bloot te liggen waar Badiou doorheen de jaren aan gebouwd heeft – met een ontologisch-mathematisch project als orgelpunt waartoe de specifieke procedure van een waarheidsdomein kan worden teruggevoerd. De productie van een waarheid vindt binnen de respectieve domeinen steeds plaats in het spoor van een evenement dat vanuit de situatie zelf structureel onmogelijk was, maar voor allen in gelijke mate openstaat in de mogelijkheid van (subjectieve) trouw. In die laatste idee toont zich in zijn volle radicaliteit de ware betekenis van wat hij generiek communisme noemt.

 

Badiou slaagt er uiteindelijk dus in zijn aanvankelijke politiek engagement filosofisch gewicht te geven vanuit zijn ontologisch werk – waar hij later hoofdzakelijk nog Court Traité d’ontologie transitoire (1998) en L’être et l’événement 2: Logiques des Mondes (2006) aan toevoegt. Ook na het failliet van het twintigste-eeuwse historisch communisme blijft hij tegen de hernieuwde kapitalistische tendens in, trouw aan de idee van een ‘filosofisch’ communisme, gestoeld op de absolute eis van gelijkheid – in tegenstelling tot een relatieve gelijkheid van deelverzamelingen. Het unieke standpunt dat hij binnen de hedendaagse politieke filosofie inneemt, kan daarom een zeldzaam alternatief bieden voor de dominantie van het huidige neoliberale, democratisch status quo, dat alleen nog (deel)belangen viseert. Het is daarom niet toevallig dat Badious compromisloze politieke denkbeelden het laatste decennium aan aandacht hebben gewonnen – voorbij de scepsis ten aanzien van het historisch communisme.

 

Naast de – mijns inziens – terechte nadruk op het politieke aspect van Badious denken, krijgt nog een ander centraal concept in zijn systeem de nodige tijd en aandacht ter overweging van De Bloois: het subject. Als generiek concept vormt het subject wellicht de kern van heel zijn systematiek: een potentieel in te nemen (kantel)punt van affirmatie dat een situatie van binnenuit kan openbreken. Het is als lokale configuratie van een generieke (waarheids)procedure dat het zo de mogelijkheid kan dienen van een radicale verandering ten aanzien van de huidige staat van een situatie – die vanuit de logica van die situatie zelf onmogelijk was. In de trouwe affirmatie van een excessieve waarheid, is het subject zo in de mogelijkheid de Staat op afstand houden.

 

De Bloois bespreekt met betrekking tot het subject uitgebreid de invloed van Lacan (pp. 60-65), vanuit Badious lezing van Lacan in La théorie du sujet (1982). De belangrijkste gedachte die hij overneemt, lijkt te zijn dat het subject moet gedacht worden als een affirmatief punt van een excessief spoor dat zich trekt binnen de symbolische orde en zodoende hier een breuk mee zal gevormd hebben in de specifieke tijd van de futur antérieur (De Bloois spreekt over de inbreuk van het rëele, p. 61). In een politieke situatie betekent dat voor Badiou precies het moment dat in en door de subjectieve trouw aan een evenement en de affirmatie van de waarheid die dit evenement in zich draagt, een proces in gang wordt gezet dat de huidige representatie van binnenuit (lokaal) openbreekt – in de literatuur spreekt men hiertoe soms van the moment of the political.

 

Door het insisteren op het politieke aspect van het werk van Badiou, dat De Bloois als leidraad heeft genomen in deze inleiding, lijkt hij, op zijn minst op basis van de motivatie en loop van zijn denkbeweging, een coherent verhaal te vertellen. De Bloois lijkt er daarnaast in geslaagd om in een relatief kort bestek de belangrijkste concepten van Badious filosofisch kader te expliciteren en structureel op hun plaats te zetten. Tegelijk komt hij ertoe de unieke plaats die Badiou bekleedt in het hedendaagse filosofisch landschap duidelijk te maken, hoofdzakelijk door de nadruk op de veelzijdigheid van zijn controversieel figuur en de radicaliteit van zijn ideeën. Als eerste Nederlandstalige monografie over Alain Badiou, reikt De Bloois ons ter inleiding dus voldoende aan om verder te (willen) lezen.

Jan-Jasper PERSIJN (GENT)