DEZE OORLOG IS EEN OORLOG VAN RELIGIES

Simone Weil

Simone Weil schreef deze tekst voor zichzelf in het voorjaar van 1942, enkele maanden voor haar overlijden in Ashford (in haar vijfendertigste levensjaar), ter voorbereiding van haar grote studie Prélude à une déclaration des devoirs envers l’être humain, postuum in 1948 uitgegeven door Albert Camus onder de titel L’enracinement. Simone Weils schoolvriendin, Simone Pétrement, vond de hier vertaalde schets zonder titel in Weils nalatenschap. Hij werd voor het eerst gepubliceerd in 1952 (in La Table ronde, 55, p. 39-48) onder de titel Retour aux guerres de religions). De definitieve publicatie is opgenomen in het verzameld werk, Œuvres complètes V.1: Ecrits de New York et de Londres (Parijs, Gallimard, 2019, p. 250-258; met enkele varianten: p. 590-593) onder de nu door de eindredactie aangegeven titel Cette guerre est une guerre de religions, eigenlijk de eerste zin van deze oefentekst .

Deze oorlog is een oorlog van religies.
Mensen hebben er vaak van gedroomd om het religieuze probleem te kunnen onderdrukken. Onder meer Lucretius. ‘Tot zulke zondige daden weet godsdienst te inspireren.’ De Encyclopedisten geloofden dat ze erin geslaagd waren. Hun invloed was merkbaar in elk land, op elk continent.
En toch is er in de wereld van nu wellicht geen mens te vinden die niet in zijn of haar intieme, dagelijkse leven lijdt onder de gevolgen van een uniek religieus drama, dat de hele planeet als toneel heeft.
Wat het de mens onmogelijk maakt het religieuze probleem te vermijden, is dat de tegenstelling tussen goed en kwaad voor hem een ondraaglijke last is. De moraal is een plek waar hij niet kan ademen.
Een albigenzische traditie vertelt dat de duivel de schepselen verleidde door tegen hen te zeggen: ‘Bij God ben je niet vrij, want je kunt dan alleen maar het goede doen. Volg mij en je zult de macht hebben om naar eigen keus goed én kwaad te doen.’ Onze ervaring bevestigt deze traditie, want elke dag gaat de onschuld verloren door de aantrekkingskracht van kennis en ervaring, veel meer dan door de verlokking van genot.
De mens volgde de duivel. Hij kreeg wat de duivel hem beloofde. Maar nu hij de eigenaar is van het koppel goed en kwaad, is hij even gerust als een kind dat een gloeiend stuk steenkool in zijn hand heeft genomen. Hij wil de steenkool weggooien. Hij realiseert zich dat dat moeilijk is.
Er zijn drie manieren om het aan te pakken.
De eerste manier is areligieus. Ze bestaat erin de werkelijkheid van de tegenstelling tussen goed en kwaad te ontkennen. Dat heeft men in onze tijd geprobeerd. Een afschuwelijk woord van Blake vond grote weerklank bij onze tijdgenoten: ‘Liever een zuigeling in zijn wieg vermoorden dan onuitgevoerde begeerten koesteren.’
Alleen is het niet de begeerte die richtinggevend is voor onze inspanningen, het is het doel. Het wezen van de mens is doelgerichte inspanning; alle gedachten van de ziel en alle bewegingen van het lichaam zijn alleen verschijningsvormen daarvan. Als er geen richting meer is, wordt de mens gek in de letterlijke en medische zin van het woord. Deze eerste methode, gebaseerd op het principe dat alles om het even is, maakt daarom iemand gek. Hoewel ze de mens geen enkele dwang oplegt, stort ze hem in een verveling die vergelijkbaar is met die van ongelukkigen die tot eenzame opsluiting veroordeeld zijn; hun grootste leed is dat ze niets te doen hebben.
Sinds de vorige oorlog is Europa ondergedompeld in deze verveling. Daarom heeft het bijna geen moeite gedaan om te ontsnappen aan de concentratiekampen.
Met spelletjes probeert men deze verveling om de tuin te leiden in tijden van welvaart, wanneer er middelen in overvloed zijn. Niet de spelletjes van kinderen die in hun spel geloven. De spelletjes van volwassen mensen in gevangenschap.
Maar in tijden van tegenspoed is er niet voldoende energie om aan de behoeften te voldoen. Het probleem te weten hoe je je energie moet richten doet zich niet meer voor. Het enige wat de mens nog richten kan is zijn hoop. Hoop is geen spelletje voor wie ongelukkig is. De leegte wordt ondraaglijk. Met afschuw keert men zich af van het systeem dat ervan uitgaat dat alles om het even is.
Dat is wat er in Europa is gebeurd. Een voor een voelden alle landen deze afschuw, naarmate het ongeluk zich van ze meester maakte.
De tweede methode is de afgoderij. Het is een religieuze methode, indien we het woord religie opvatten zoals de Franse sociologen dat doen, namelijk als de verering van de maatschappelijke realiteit onder verschillende godsnamen. Plato noemde dat de aanbidding van het grote beest.
Deze methode bestaat erin een sociaal gebied af te bakenen waar het koppel goed en kwaad niet welkom is. In zoverre de mens deel uitmaakt van dit gebied, is hij dus niet langer aan het koppel onderworpen.
Het is een methode die vaak wordt gebruikt. Wetenschappers of kunstenaars menen vaak dat zij als zodanig vrij van elke verplichting zijn, omdat ze de wetenschap of de kunst tot een besloten ruimte hebben gemaakt waar deugd en ondeugd geen toegang hebben. Soms doet ook een soldaat of een priester zo; dat verklaart hoe steden werden geplunderd en hoe de inquisitie kon gebeuren. In het algemeen heeft deze kunst van het in vakjes verdelen er in de loop der eeuwen toe geleid dat mensen die geen monsters leken, toch monsterlijke dingen deden.
Maar de methode schiet tekort wanneer ze slechts gedeeltelijk werkt. Een wetenschapper kan zich als vader, echtgenoot of burger niet losmaken van het koppel goed en kwaad. Wil je je helemaal ervan losmaken, dan moet het gebied waarvan de tegenstelling tussen goed en kwaad is uitgesloten, zo omvangrijk zijn dat een mens er geheel in kan opgaan.
Een natie kan die rol spelen. Dat was in de oudheid het geval voor Rome en Israël. Een Romein was vrijgesteld van goed en kwaad zodra hij in zijn eigen ogen niet langer in enige andere hoedanigheid dan als Romein bestond. Dan heerste in hem alleen nog de zuiver dierlijke wet van de machtsuitbreiding. Zijn hele denken was er nu op gericht de andere volkeren als een absolute meester te overheersen, hen die gehoorzaamden min of meer te sparen, en hen die zich hoogmoedig verzetten te verpletteren. Welke middelen hij gebruikte was om het even, als ze maar doeltreffend waren.
Een kerk kan dezelfde rol spelen. In de middeleeuwen bewees het optreden van de inquisitie dat er zonder twijfel een totalitaire stroming in het christendom was binnengeslopen. Gelukkig heeft ze niet de overhand gekregen; maar ze heeft misschien wel tot het vroegtijdige einde geleid van de christelijke beschaving die toen op het punt stond geboren te worden.
Tegenwoordig oefenen alleen naties deze functie uit. Ze doen dat niet rechtstreeks, maar via een staatspartij en de organisaties daaromheen. In een eenpartijstaat is het partijlid iemand die voor eens en altijd afstand heeft gedaan van elke andere hoedanigheid, en dus niet langer aan de zonde onderworpen is. Hij kan best onhandig zijn, zoals een bediende die een bord laat vallen. Maar wat hij ook doet, hij kan geen kwáád doen, want hij is niets meer dan een lid van een maatschappelijk lichaam – de Partij, de Natie – dat geen kwaad kan doen.
Deze bescherming of dit pantser verliest hij alleen als hij plotseling weer een wezen van vlees en bloed wordt, of een wezen dat een ziel heeft, kortom iets anders wordt dan een stukje van dit maatschappelijke lichaam. Maar het voorrecht om vrij te zijn van goed en kwaad is zó kostbaar dat vele mannen en vrouwen, die voor eeuwig hun keuze hebben gemaakt, onverzettelijk blijven in het aangezicht van liefde, vriendschap, lichamelijk lijden of dood.
Dat voorrecht heeft een prijs, en het mag niet verwonderen dat zij er genoegen in scheppen de zwakken te martelen. Zij moeten proefondervindelijk aan zichzelf bewijzen dat deze absolute vrijheid waarvoor zij zo duur hebben betaald een werkelijkheid is.
Zulke afgoderij leidt net als de onverschilligheid voor goed en kwaad tot een soort gekte. Maar dit zijn twee heel verschillende soorten van gekte. Duitsland had in sterkere mate dan enig ander Europees land de gekte van de onverschilligheid opgelopen. De reactie was evenredig heftig. Maar door zich wanhopig aan de gekte van de afgoderij over te geven, bleef veel van de andere gekte bewaard. Hun combinatie heeft geleid tot wat de afgelopen jaren de verschrikking en de terreur van de wereld is geweest.
Toch mogen we niet voorbijgaan aan het feit dat Duitsland een spiegel is voor ons twintigste-eeuwers. Het afzichtelijke beeld dat we daar zien toont onze eigen gelaatstrekken, alleen uitvergroot. Deze gedachte mag ons niet verzwakken voor de strijd, integendeel.
Afgoderij is vernederend. Gelukkig is ze ook precair. Want het afgodsbeeld is vergankelijk. Uiteindelijk werd ook Rome op zijn beurt geplunderd en tot slaaf gemaakt. Onze folklore staat bol van verhalen over reuzen die niemand kon raken, omdat hun ziel verborgen zat in een ei dat verborgen zat in een vis die zwom in een ver meer dat bewaakt werd door draken. Maar op een dag komt er een jongeman die het geheim ontdekt, het ei grijpt en de reus doodt. De reus was zo onvoorzichtig geweest om zijn ziel ergens op deze aarde, in deze wereld te verbergen. Een jonge SS’er begaat dezelfde onvoorzichtigheid. Om veilig te zijn, moet hij zijn ziel ergens anders verbergen.
De kunst om dat te bereiken is de derde methode, namelijk de methode van de mystiek. Mystiek is de doorgang voorbij het domein waar goed en kwaad tegenover elkaar staan, en dit doordat de ziel zich met het absoluut goede verenigt. Het absoluut goede verschilt van het goede dat tegengesteld is aan en gecorreleerd met het kwade, hoewel het absoluut goede wel als model en beginsel ervan diende.
De bedoelde vereniging is iets dat werkelijk plaatsvindt. Zoals een jong meisje niet langer maagd is nadat zij een echtgenoot of een minnaar heeft gehad, zo is een ziel die zo’n verbintenis heeft doorgemaakt voor altijd een andere geworden.
Deze vereniging is het omgekeerde van de transformatie die plaatsvond toen de schepselen ervoor kozen de duivel te volgen. Daarom is het een moeilijke en zelfs onmogelijke daad, die in strijd is met de wet van verlies van energie, en zelfs nog sterker in strijd daarmee dan de omzetting van warmte in beweging dat is. Maar het onmogelijke is mogelijk voor God. In zekere zin is alléén het onmogelijke mogelijk voor God. Hij heeft het mogelijke overgelaten aan de mechanismen van de materie en aan de autonomie van de schepselen.
De processen en de gevolgen van deze transformatie werden nauwgezet experimenteel bestudeerd. In de oudheid gebeurde dat bij de Egyptenaren, de Grieken, de Hindoes, de Chinezen en waarschijnlijk vele anderen; in de middeleeuwen bij verschillende boeddhistische groeperingen, net als bij moslims en christenen. Sinds eeuwen zijn deze dingen overal min of meer in vergetelheid geraakt.
De aard zelf van zo’n transformatie sluit elke hoop uit dat een heel volk ze zou kunnen doormaken. Toch kan het hele leven van een heel volk doordrongen zijn van een religie die volledig op de mystiek georiënteerd is. Alleen deze oriëntatie onderscheidt religie van afgoderij.
Met haar maatschappelijke verklaring van religie heeft de Franse sociologische school bijna gelijk. Om helemáál gelijk te krijgen zou ze niet meer dan een oneindig klein deeltje nodig hebben. Maar dit oneindig kleine deeltje is juist het mosterdzaadje, de parel begraven in de akker, de gist in het deeg, het zout in de spijzen. Dit oneindig kleine is God, dat wil zeggen, het is oneindig méér dan al het andere.
Net als in het leven van een ziel, moet je in het leven van een volk alleen maar dit oneindig kleine in het middelpunt te plaatsen. Alles wat er niet rechtstreeks mee in aanraking komt, moet er als het ware van doordrenkt worden door de bemiddeling van de schoonheid. De romaanse middeleeuwen hebben dit stadium bijna bereikt; die wonderbaarlijke periode waarin de ogen en oren van de mensen elke dag volliepen met volmaakt eenvoudige en zuivere schoonheid.
Er is een oneindig klein verschil tussen een arbeidsregime dat de schoonheid van de wereld voor de mensen opent en een dat ze afsluit. Maar dit oneindig kleine verschil bestaat écht. Als het er niet is, kun je niets bedenken om het te vervangen.
Overal en altijd – als het geoorloofd is het in deze woorden zo kort samen te vatten – was het arbeidsregime tot voor kort corporatief. Instituties als slavernij, lijfeigenschap of proletariaat, werden aan de corporatieve organisatie toegevoegd als een kankergezwel aan een orgaan. In de afgelopen eeuwen heeft de kanker het orgaan vervangen.
Wanneer het fascisme over corporatisme spreekt, is dat even oprecht als wanneer het over vrede spreekt. In feite heeft niets van wat wij vandaag corporatisme noemen iets gemeen met de oude corporaties. Ook het antifascisme kan op een dag dit woord overnemen, en achter het rookgordijn vervallen in een totalitair staatskapitalisme. Een echt arbeidsregime zal niet groeien in een omgeving die er niet geestelijk op voorbereid is.
In de vorm van de economische crisis had het ongeluk zich over Duitsland uitgestort. Met geweld werd het land uit de leegte van de onverschilligheid geduwd in de richting van een vlaag van afgoderij. In de vorm van verovering heeft het ongeluk zich over Frankrijk uitgestort. Nationale afgoderij is niet mogelijk voor een onderworpen volk.
Van de drie methoden om zich te ontdoen van de tegenstelling tussen goed en kwaad, is geen enkele methode toegankelijk voor slaven of tot slaaf gemaakte volkeren. Anderzijds brengen de pijn en de vernedering elke dag een kwaad dat van buiten komt, en dat tegelijk een kwaad vanbinnen opwekt in de vorm van angst of haat. Zij kunnen het kwade niet vergeten maar evenmin zich ervan bevrijden. Zo leven ze in wat op aarde het dichtst staat bij de hel.
Maar alle drie de methoden zijn niet even ontoegankelijk. Twee ervan zijn onmogelijk. De bovennatuurlijke methode is alleen moeilijk. Ze kan alleen gevolgd worden via de weg van de geestelijke armoede. Zoals de deugd van geestelijke armoede voor de rijke onmisbaar is om niet bezoedeld te worden door zijn rijkdom, zo is ze net zo onmisbaar voor wie ongelukkig is om hen te behoeden ineen te schrompelen tot een hoopje ellende. De bovennatuurlijke methode is voor beiden even moeilijk. Het geknechte en onderdrukte Europa zal op de dag van de bevrijding alleen betere dagen tegemoet gaan als de deugd van de geestelijke armoede er ondertussen wortel heeft geschoten.
Wat beschaving betreft kunnen de massa’s onmogelijk creatief zijn, tenzij ze zich door echte elites laten inspireren. Vandaag de dag is het noodzakelijk dat een elite bij de ellendige mensenmassa’s de deugd van geestelijke armoede aanwakkert. Dat vereist eerst en vooral dat de leden van deze elite arm zijn, niet alleen geestelijk, maar ook materieel. Zij moeten elke dag in hun ziel en in hun vlees de pijn en vernederingen van de ellende ondergaan.
We hebben geen nieuwe franciscaanse orde nodig. Een monnikspij en een klooster betekenen afzondering. Deze mensen moeten juist tussen het volk staan en hen aanraken zonder dat er iets in de weg staat. Moeilijker te verdragen dan de ellende is dat zij zich geen enkele compensatie mogen gunnen. Zij moeten in hun betrekkingen met de massa die hen omringt oprecht dezelfde nederigheid aan de dag leggen als een immigrant zou doen tegenover de burgers van het land dat hem heeft ontvangen.
Indien men eerder had begrepen dat deze oorlog een religieus drama zou worden, had men vele jaren geleden al kunnen voorzien welke de actieve naties zouden zijn en welke de passieve slachtoffers. Naties die niet naar een religie leefden, konden slechts passieve slachtoffers zijn. In bijna heel Europa was dit het geval. Maar Duitsland leeft van afgoderij. Rusland leeft van een ander soort afgoderij; misschien vind je ook onder deze afgoderij nog de sidderende overblijfselen van een verleden dat genegeerd wordt. En hoewel Engeland aangevreten wordt door de plagen van dit tijdperk, is er zo’n grote continuïteit in de geschiedenis van dit land en zo’n levenskrachtige traditie dat sommige wortels nog steeds sap putten uit een verleden dat doordrongen is van mystiek licht.
Op een bepaald moment stond Engeland tegenover Duitsland als een kind dat alleen en met lege handen tegenover een bruut met een pistool in elke hand staat. In zo’n situatie kan een kind niet veel doen. Maar als het de bruut koud in de ogen kijkt, zal die zeker enkele ogenblikken aarzelen.
Dat is wat er gebeurd is. Om deze aarzeling voor zichzelf te verbergen en om zichzelf een alibi te geven, stortte Duitsland zich op Rusland en verspilde daar zijn beste troepen. De stromen bloed die de Russische soldaten vergoten, deden ons bijna vergeten wat voordien was gebeurd. Maar dit Engelse moment van stilte en onbeweeglijkheid verdient het nog méér om voor altijd herinnerd te worden. Dat de Duitse troepen aan het Kanaal werden tegengehouden, is hoe het bovennatuurlijke deel heeft gehad in deze oorlog. Een bovennatuurlijk deel dat zoals altijd negatief, onmerkbaar en oneindig klein én beslissend is. De golven van de zee reiken ver, maar íéts houdt ze tegen. De oudheid wist dat God een grens stelt.
Er was een tijd dat alle muren in Frankrijk bedekt waren met affiches waarop stond: ‘Wij zullen overwinnen omdat wij de sterksten zijn.’ Dat was het domste wat er in deze oorlog ooit gezegd werd. Het beslissende moment was toen onze kracht bijna nihil was. Het geweld van de vijand kwam tot een einde omdat het geweld, dat ongoddelijk is, onderworpen is aan een grens.
De oorlog verspreidde zich naar andere continenten. De afgoderij die de Japanners bezielt, is misschien nog gewelddadiger dan die van enig ander volk. In de Verenigde Staten is het democratische geloof nog springlevend, terwijl het in Frankrijk bijvoorbeeld al voor de oorlog, nog vóór München, zo goed als dood was. Maar onze tijd is een tijd van afgoderij en van geloof, niet van eenvoudig geloven. Voor Amerika is de oorlog nog maar net begonnen en wordt hij getemperd door de grote afstand. Maar als de oorlogsschok aanhoudt zal die bijna zeker voor diepgaande veranderingen zorgen.
Europa blijft in het middelpunt van het drama staan. Van het vuur dat Christus op de aarde wierp, en dat misschien hetzelfde was als het vuur van Prometheus, waren in Engeland nog wat brandende kolen overgebleven. Dat was genoeg om het ergste te voorkomen. Maar we kregen alleen uitstel. Wij zijn verloren indien uit deze smeulende kolen en uit de vonken die op het continent knetteren, geen vlam opsteekt die Europa kan verlichten.
Als wij alleen door het geld en door de Amerikaanse fabrieken worden verlost, dan zullen we op de een of andere manier terugvallen in een ándere verknechting, die gelijkwaardig is aan degene die we nu ondergaan. We mogen niet vergeten dat Europa niet onder de voet werd gelopen door hordes uit een ander werelddeel of van de planeet Mars, en die je gewoon moet verjagen. Europa lijdt aan een inwendige ziekte. Europa heeft genezing nodig.
Europa zal alleen kunnen leven als het tenminste grotendeels zichzelf heeft bevrijd. Gelukkig kan het geen toevlucht nemen tot een afgoderij die het tegenover de afgoderij van de overwinnaars zou stellen, want onderworpen volkeren kunnen zelf niet tot afgoden worden. Alleen een ware religie kunnen de onderworpen naties tegenover de overwinnaar stellen.
Als een geloof zich zou voordoen op dit ellendige continent, dan zou je kunnen rekenen op een snelle, zekere en stevige overwinning. Zelfs strategisch is dat duidelijk. Onze verplaatsingen doen zich voor op zee, waar we ze moeten verdedigen tegen onderzeeërs. Vijandelijke verplaatsingen doen zich voor op het territorium van onderdrukte bevolkingsgroepen, en zouden onmogelijk worden indien het vuur van het ware geloof zich over dit gebied zou verspreiden.
Niet de beschrijving van de meest recente bommenwerpers en evenmin de productiecijfers noch de belofte van kleding of voedsel kunnen ons voorbereiden op de schittering van het ware geloof. Voor de ongelukkigen is er maar één weg naar het geloof, en dat is de deugd van geestelijke armoede. Maar dit is een verborgen waarheid. Want wie kiest voor geestelijke armoede lijkt op het eerste gezicht de verknechting te aanvaarden. Ze zijn zelfs identiek, afgezien van een oneindig klein deeltje. Altijd hetzelfde oneindig kleine deeltje dat oneindig méér is dan al het andere.
Op zichzelf genomen is het ongeluk geen leerschool voor geestelijke armoede. Het is alleen een bijna unieke kans om ze te oefenen. Hoewel het ongeluk veel minder vluchtig is dan het geluk, gaat het toch voorbij, en we moeten ons haasten.
Zullen we van deze gelegenheid gebruik maken? Dit probleem is misschien van groter militair belang dan strategische plannen, en van groter economisch belang dan statistieken en verdeeltabellen. Hitler leerde ons, áls we in staat zijn om het te leren, dat echte realpolitik alles te maken heeft met denken.
Hij zet in op het kwade. Zijn materiaal is de volksmassa, het deeg. Wij zetten in op het goede; ons materiaal is de gist. De methodes moeten dus wel verschillen.