DODEN ZONDER NAAM

Steve Sem-Sandberg
Rob Devos

Steve Sem-Sandberg, De kinderen van Spiegelgrund. Amsterdam, Anthos, 2015, 505 pp., ISBN 9789041422361, 24.99 €

Toen Friedrich Zawrel in november 1975 na zijn zoveelste misdaad voor de gerechtspsychiater verscheen, herkende hij zijn vroegere kwelgeest Heinrich Gross. Deze was van november 1940 tot mei 1945 verantwoordelijk arts in paviljoen 15 van Spiegelgrund waar ongeneeslijk gehandicapte en onverbeterlijk criminele kinderen ‘behandeld’ werden. Gross kon na de oorlog ongehinderd zijn studies over aangeboren en vroeg verworven zwakzinnigheid verderzetten. Hij bezat een uitgebreide verzameling hersenen van zijn slachtoffertjes, die bewaard werden in een formaline-oplossing. Tot een veroordeling van Gross is het nooit gekomen. In mei 1951 was hij ontslagen van rechtsvervolging, na een beroep op procedurefouten. Toen hij in april 1997 opnieuw terechtstond op basis van teruggevonden documenten in het Stasi-archief, voerde zijn advocaat vergevorderde dementie aan als oorzaak van herhaaldelijke verwarring en geheugenverlies. Gross stierf in 2005. Na de bewuste confrontatie in 1975 werd Zawrel echter, mede op basis van een vroeger psychiatrisch rapport uit Spiegelgrund, veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, gevolgd door tien jaar opsluiting in een speciale instelling voor zware recidivisten. Dankzij de steun van de journalist Wolfgang Höllrigl en de arts Werner Vogt van de Arbeitsgemeinschap Kritische Medizin kwam hij vrij in 1981. Zawrel was toen 52 jaar. Hij getuigde daarna in talrijke interviews en lezingen over zijn ervaringen in Spiegelgrund tussen januari 1941 en mei 1944. Hij ontving eretekens vanwege de stad Wenen en de republiek Oostenrijk. Hij was het onderwerp van een film, toneel, zelfs een poppenspel. Die gegevens en de gesprekken die Steve Sem-Sandberg voerde met Zawrel (hij stierf in februari 2015), vormden de inspiratie voor de figuur van Adrian Ziegler in De kinderen van Spiegelgrund. ‘Roman’ staat op de kaft, maar eigenlijk is het boek een geromantiseerde documentaire, een aangrijpend en beklemmend getuigenis van de nazistische rassenpolitiek, die tevens een generale repetitie van de holocaust was. (Eerder schreef de Zweedse auteur rond de figuur van Chaim Rumkowski, de voorzitter van de Judenrat in het getto, de ‘roman’ De onzaligen van Lódz, dat bekroond werd met de Augustusprijs. In het niet vertaalde Theres staat Ulrike Meinhof centraal.)

In zeven paviljoenen van Spiegelgrund organiseerden de nazi’s hun bio/thanatopolitiek ten aanzien van mentaal gehandicapten. Vooral de paviljoenen 15 en 17 waren gevreesd, want bestemd voor de observatie, studie en ‘vernietiging van levensonwaardig leven’. De dokters stopten bij de ‘uitverkorenen’ een snoepje in de mond, waarna ze een spuitje kregen of iets in het eten. Sem-Sandberg laat dr. Jekelius, die hoofdarts was tot januari 1942, de racistische medische ideologie uiteenzetten aan verpleegster Anna Katschenka in de auto tijdens een inspectiereis. Men denkt doorgaans dat ziekte iemand zomaar overvalt, maar neen, niets wat te maken met het lichaam, gebeurt blindelings. De erfelijkheidsbiologie kan bijna elke ziekte, zelfs een banale infectie, terugvoeren op overgeërfde factoren. Ten gronde moeten wij een ander tijdsconcept hanteren, zo doceert de arts. De anamnese mag zich niet beperken tot de medische voorgeschiedenis van de patiënt, maar ook zijn sociale en raciale achtergrond traceren. Er zijn slechts twee dimensies. De meeste mensen leven in de eerste dimensie: het bestaan, waarin de simpelste behoeften heersen. Zij ondergaan een louter dierlijke drang om te genezen. Zij vragen zich niet af waarom iemand ziek wordt, waarom juist die aandoening en welk nut een behandeling heeft. De tweede dimensie, onbereikbaar voor de meesten, is de wil. Op dat niveau kun je autonoom heersen over de fysieke en materiële voorwaarden voor jouw en andermans leven. Daaruit kun je de plicht en de wet afleiden, evenals de vrijheid om jezelf op te offeren voor een hoger doel, het vermogen om te denken in categorieën als levensduur in plaats van louter leven, in termen van volk en ras in plaats van individuele gezondheid en ziekte. Zolang de geneeskunde op het eerste niveau opereert, bestrijdt ze slechts symptomen, en dan nog tijdelijk. De hogere geneeskunde werkt op beide dimensies. Ze richt zich niet alleen op de uiterlijke kenmerken van de ziekte. Ze onderzoekt ook haar oorzaken, bestrijdt hetgeen mogelijk maakt dat de ziekte ontstond. ‘Onze Führer is natuurlijk de incarnatie van de wil, voegt Jekelius eraan toe. Maar zonder nadruk, eerder plichtmatig, bij nader inzien.’ (87) Führers woord is wet. In een latere brief aan Anna schrijft hij: ‘Zoals Paulus het als zijn taak beschouwde om mensen het ware geloof te brengen, zo zie ik het als mijn taak om het Arische ras te verbeteren en te harden tot het zijn uiteindelijke bestemming bereikt.’ (256)

Anna Katschenka is een modelverpleegster. In tegenstelling tot de arts, is zij geen nationaalsocialist, eerder sociaaldemocraat van huis uit. Zij wil kinderen verzorgen. Dokters woord is wet. Aanhankelijk, en clichématig verliefd. Loyauteit aan de instelling, meer bepaald haar zwijgplicht is heilig. ‘Zo hielp Anna dag in dag uit de gezonde harmonie in de wereld provisorisch te herstellen.’ (53) Maar na Jekelius’ uiteenzetting gaat zij letterlijk duizelen. ‘Eerst genoot ze van de snelheid, maar nu wordt ze misselijk. Ze vindt het ook beangstigend dat ze niet weet waar ze is. Is het landschap om haar heen nu wijd en open, of stuiven ze net door een nauwe tunnel waarvan de muren zo snel voorbijkomen dat ze bijna onzichtbaar zijn?’ (87) Toch zal zij kritiekloos Luminal en Veronal toedienen, op bevel de morfinedosissen opdrijven en zo de ‘genadedood’ helpen voltrekken. Mocht zij nog aarzelen, dr. Jekelius had haar toch het getypte document getoond. Het was gedateerd (geantidateerd) op 1 september 1939, het begin van de oorlog, met bovenaan het nazi-embleem en onderaan de eigenste handtekening van de Führer? ‘Wij doen niets crimineels, in morele noch juridische zin. Men moet het zien als een daad van barmhartigheid, uitgevoerd in dezelfde geest als waarmee de medische wetenschap altijd al bezield was: het verzachten en wegnemen van pijn.’ (80) Trouwens, de doorslaggevende beslissingen werden van hogerhand genomen door de rijkscommissie in Berlijn. Op haar proces in 1948 verklaarde zij: ‘Ik heb alleen mijn plicht gedaan.’ (466) Hier wordt ‘de banaliteit van het kwaad’ pijnlijk ten tonele gevoerd: iedereen voert uit, niemand voelt zich schuldig.

Adrian Ziegler komt uit een problematisch gezin. ‘De vader: een werkschuwe drinker. De moeder: voorheen naaister, nu dagloner, een erfbiologisch minderwaardig mens met neiging tot hysterie.’ (292) Een mislukte adoptie. Omzwerving in enkele opvoedkundige en verzorgingsinstellingen. Uiteindelijk belandt hij in januari 1941 bij ‘de idioten’ van Spiegelgrund. Doktor Gross schrijft in zijn opnameverslag: lengte 135 cm., gewicht 34 kg., schedelvorm plat, licht gedeformeerd, typische zigeunervorm. ‘Spiegelgrund was het laatste stadium, de laagste tree op de ladder, waar alleen de meest verdoemden terechtkwamen. Maar dat wist hij toen nog niet.’ (42) Hij doorloopt er de hele carrousel. Hij dient poedelnaakt als didactisch materiaal bij een les anatomie voor verpleegkundigen. Na een vluchtpoging wordt hij opgesloten in de bunker en onderworpen aan de zwavelkuur, een martelende injectie. Hij wordt onderworpen aan een bijzonder pijnlijke pneumo-encefalografie. ‘Hij is niet dood. Hij leeft ook niet echt’ schrijft Sem-Sandberg (293), wat een perfecte omschrijving is van de homo sacer bij Agamben. Hij is getuige van de vernedering van de bedplassers, de zelfmoord van een kompaan. Hij ziet hoe grijze mannen hun groene kar met kinderlijkjes voortduwen. Maar Ziegler is een overlever: listig, manipulatief, balancerend tussen realiteit en fantasie. Als lezer ga je sympathiseren met deze geboren opstandeling. Hoe het gebeurd is, niemand weet het, maar op het laatste moment wordt hij geschrapt van ‘de lijst’. Als Bildungsunfähig verhuist hij naar een concentratiekamp voor jongeren in Duitsland. Maar hij kan vluchten, wordt terug gesnapt. Tot Amerikaanse soldaten hem uiteindelijk bevrijden. Maar het komt niet meer goed. ‘Zo wordt ook hij een zielloze, een man zonder rust, een die nooit het vertrouwen van anderen wint en die allerlei baantjes alleen houdt omdat niemand daar de hele waarheid over hem kent.’ (429) Hij sukkelt van het ene baantje naar het andere, van de ene misdaad naar de andere, van de ene gevangenis naar de andere. Zo wordt hij uiteindelijk, zoals gezegd, opnieuw object voor de onderzoekende psychiatrische blik van dr. Gross.

Op 28 april 2002 vond op het Weense Zentralfriedhof een herdenkingsplechtigheid plaats bij de begrafenis van de stoffelijke overblijfselen die men gevonden had in de kelder onder de autopsiezalen van Steinhof. Enkele overlevenden waren aanwezig, waaronder Hannes Neubauer. ‘Van alles wat hij zag, zei hij dwangmatig hoe het heette. Een stoel, zei hij dan. Of: een bord.’ (98) Hij veegde die woorden dan weg met zijn hand, zoals snot of speeksel. Soms stak hij lange tirades af waarin men alleen de vloeken herkende. Walter Schiebeler, ‘Groot Ongenoegen’ genoemd, en Pawel Zavlacky of ‘De boeienkoning’ omdat hij een meester-ontsnapper was, leefden blijkbaar nog maar zij waren daar niet. Adrian Ziegler evenmin. Hij beweerde dat allemaal achter zich gelaten te hebben, maar niemand geloofde hem, omdat hij er nog altijd onophoudelijk over praatte en zorgvuldig alles uitknipte wat geschreven werd over het zogenaamde ‘euthanasieprogramma’. Vijftig schoolkinderen vormden een haag waartussen de urnen gedragen werden. Zij hielden foto’s vast. Het waren wellicht vergrotingen uit het documentatiemateriaal van dr. Gross. Dan werden de namen voorgelezen, beginnend bij Herbert Baumgartner en eindigend bij Hedwig Zipko. De aanwezigen luisterden ingetogen, maar voelden zich ongemakkelijk wanneer in de toespraken ‘het leugenachtige zwijgen’ van de politici aangeklaagd werd, en ook hun namen genoemd werden. ‘Het onrecht is niet uitgeroeid, de daders niet bestraft. We zijn van een bewust geheugenverlies overgegaan in door de overheid gelegitimeerde vergetelheid.’ (494)

Op het terrein van Am Steinhof, het huidige Otto-Wagner-Spital op de Baumgartner Höhe aan de rand van Wenen, werd in 2003 een Mahnmal Am Spiegelgrund opgericht. 772 metalen zuiltjes. ’s Avonds gaat boven aan elke zuil een lichtje branden als getuige van de ‘genademoord’, als protest tegen het jarenlange zwijgen, als remedie tegen het vergeten. Net zoals de roman De kinderen van Spiegelgrund. ‘Nooit mag de rampzalige vraag naar het nut en de waarde van het menselijk leven meer worden gesteld, nooit, door niemand.’ (494)

Rob DEVOS (Leuven)