OEKRAÏNES GESEL

Paul Willemarck

“You are grievable; the loss of you is intolerable;
and I want you to live; I want you to want to live,
so take my desire as your desire,
for yours is already mine.”
Judith Butler

Wat we hier willen uitzoeken is wat filosofie ons te denken geeft over het conflict in Oekraïne. Welk licht vermag ze op de feiten te werpen, en dat wil zeggen hoe kan ze het recht van de feiten laten gelden? Hoe je het conflict in Oekraïne ook ziet, we weten allemaal dat we bedrogen kunnen worden, en dat bedrog hoort bij de middelen van de strijd.
Vernietigingen en onherstelbaar leed in heel Oekraïne en in vele geledingen van de Russische samenleving zijn de gevolgen van de militaire inval van het Russische leger. Maar ook weerstand, moed, solidariteit tegen de bezetter. Het Oekraïense volk getuigt van een onwaarschijnlijke dapperheid. Geweld is een vorm van onmacht. Vladimir Poetin zelf geeft het toe. Hij stelt het steeds voor alsof hij liefst geen geweld zou gebruiken. Niettemin gaat hij door met een vernietigend offensief. Tussen de redenen waarom hij een interventie in Oekraïne voorbereidde, is er uiteindelijk één die hij uitdrukkelijk in rekening brengt, namelijk de roep om hulp van de deelgebieden van Donbas en Loegansk die zich autonoom verklaarden. De band van het Russische volk met de bevolking van deze gebieden is reëel, zoals ook deze met de rest van de Oekraïense bevolking. Het ontstaan van de vijandigheden heeft veel te maken met de geschiedenis van de relaties tussen beide landen, in de eerste plaats met de verovering van de Krim in 2014 en de voortdurende inmenging van Rusland in de genoemde gebieden. Het is de uitdrukking van een machtsverhouding die zich uitstrekt over de nationale grenzen heen en die ook wel de invloedssfeer van een land genoemd wordt, hier van een imperiale grootmacht, Rusland. In verband hiermee duidt Poetin niet alleen op de lange en complexe geschiedenis die Rusland deelt met het land van Kyiv, maar vooral op de kwetsbaarheid van Rusland ten aanzien van de militaire invloedssfeer van de VS door middel van de NAVO. Ook deze kwetsbaarheid is reëel, maar dat geldt natuurlijk ook omgekeerd, zoals de recente gebeurtenissen in Oekraïne ondertussen genoegzaam bewijzen.
In naam waarvan wordt hier een offensief gevoerd, geweld gebruikt en gestreden? In naam van een fantasmatische etnische identiteit, die overigens op geen enkele manier samenvalt met de totaliteit van wat men Rusland is gaan noemen, dat volgens Poetin zelf meer dan dertig etnieën bevat. Wie wil er echter deel uitmaken van een land dat geregeerd wordt door een meedogenloos regime dat niet terugdeinst om in eigen land journalisten en opposanten te vermoorden of gruwelijke misdaden te plegen in de Kaukasus of Syrië. Het conflict heeft helemaal niets van een bevrijdingsoorlog of van een ‘speciale operatie’ om vrede te bewerkstelligen. Het heeft veeleer de trekken van een veroveringsoorlog, zoals ook al het geval was in 2014 met de inlijving van de Krim. Overigens neemt het geweld ook niet enkel de vorm aan van een strijd tegen Oekraïne. Het is meteen ook een strijd tegen alle Russen die een andere mening over dit conflict tot uitdrukking brengen. Het is niet alleen wapengeweld van, maar ook een strijd van gezindheden. En we weten allemaal dat autoritaire regimes voor niets terugdeinzen om deze strijd in hun voordeel te bewerken (fake news, propaganda, folteringen, ...).
Geweld is het uiterste middel van de politiek en tegelijk de grens ervan. Wanneer we ons afvragen wat te denken van het Russische offensief in Oekraïne dan voelen we de noodzaak om te oordelen. Het wapengeweld dwingt om partij te kiezen, ook al hebben we geen kennis van zaken. Het is dus niet onze kennis die ons hier leidt maar onze ingesteldheid. Men kan niet onverschillig blijven voor wat zich daar voordoet. Omgekeerd: geweld begint bij onverschilligheid. Indien de berichten over het Russische wapengeweld ons onverschillig lieten, zouden we dan niet medeplichtig zijn aan het onrecht en de pijn van de Oekraïners? Het is geen bepaalbare schuld die ons hier leidt, noch een begrip, ook niet de emotie bij het zien van de beelden. Het is veeleer de kracht van onze ingesteldheid die zich laat horen en ons motiveert om te oordelen over wat moet gebeuren. Onverhoeds zien we ons meegenomen in een afgrondelijke bewogenheid die ons te kennen geeft dat het de verkeerde kant opgaat, zonder evenwel aan te geven hoe het verder moet. Wat blijft is de weerzin tegen de gang van zaken en een gebrek aan oriëntatie, behalve deze van weerstand en woede.
Geweld laat sporen na. Vermoedelijk zijn de sporen die de stalinistische terreur naliet niet vreemd aan het verwoede verzet van de Oekraïners. Het verzet tegen de indringer is groot, ook al is de overmacht massief. Tegenover de brutaliteit van het georganiseerde militaire geweld woedt de furie van de bevolking die zich mobiliseert. Het is een ongelijke strijd, ook al wordt het Oekraïense leger nu geholpen. Indien Poetin aanvankelijk sprak over een genocide in de oostelijke provincies, dan is dit een treffende beschrijving geworden voor wat hijzelf aangericht heeft. Dit wekt overigens ook weinig verwondering indien we de middelen beschouwen die in het geding werden gebracht. Toch is het een vergissing te denken dat de grote macht van de politiek in de wapens steekt. Deze macht is veeleer te zoeken in wat ze voor de bevolking kan doen. Dat de gruwel van het wapengeweld reëel is zal wel niemand willen betwijfelen, en dat deze brutaliteit ook een politiek kan opdringen evenmin. Het is deze verschrikkelijke reductie van de politiek die Poetin hier aan Oekraïne opdringt. De tactiek van dit geweld is steeds dezelfde: een helse cirkel (double bind) scheppen waarin de geweldenaar zich aan de ander opdringt. Het beoogde gevolg is een lotsverbondenheid die slechts met veel moeite en niet zonder tegengeweld kan worden doorbroken. Frantz Fanon legde deze helse cirkel bloot in het geweld van de kolonisatie. In die zin zou Poetin deze strijd niet mogen winnen.
Dit is ook het verschil tussen het geweld waarmee het Oekraïense regime zich verdedigt en het geweld dat Poetin beveelt. Het Oekraïense regime heeft de politieke verantwoordelijkheid om zijn bevolking te verdedigen tegen het militaire geweld van Rusland. Het is best mogelijk dat er onenigheid bestaat onder de bevolking over de wenselijkheid om eerder aansluiting te zoeken bij Rusland dan wel bij de westerse landen. Maar wellicht is dit ook een resultaat van het acht jaar durende conflict in de oostelijke provincies van Oekraïne waar Rusland kennelijk ook de hand in heeft gehad.
Men zou kunnen opwerpen dat de aansluiting van Oekraïne bij de westerse landen een gelijkaardige cirkel van afhankelijkheid zou tot stand brengen. Niettemin is deze verhouding erg verschillend van de zogenaamd vriendschappelijke verhouding tussen Oekraïne en de USSR onder Jozef Stalin (Holodomor), of deze die Poetin vandaag in de zin heeft.
We hoeven slechts de terugtrekking uit de NAVO door De Gaulle in herinnering te brengen om te zien dat bij onenigheid in NAVO-verband van militair geweld geen sprake is. Bij alle betrekkelijkheid van deze vergelijking duidt het op een ander begrip van politiek. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie is een alliantie waarin de autonome staten elkaar militaire bijstand beloven bij een agressie van buitenaf. De dominante rol van de VS in deze organisatie impliceert niet dat deze de politieke keuzes van de bevolkingen van de NAVO-landen door middel van militair geweld zou sturen. Dat was ooit anders in het Warschaupact zoals de Hongaren in 1956 en de Tsjechoslowaken in 1968 mochten ondervinden. En dat is naar alle waarschijnlijkheid ook nu het geval met de Verdragsorganisatie voor Collectieve Veiligheid (CSTO) die Alexander Loekasjenko hielp de politieke oppositie in Wit-Rusland met geweld de kop in te drukken, of recentelijk Kassym-Jomart Tokaïev de burgerlijke onrust in Kazachstan (januari 2022).
Het is gebruikelijk om erop te wijzen dat de politiek in het Westen grotendeels gedomineerd wordt door economische belangen. Dat dit niet zonder meer het geval is, werd door de wissel van de prioriteiten in de recente gezondheidscrisis wel aangetoond. De oorlog in Oekraïne wijst naar belangen die in de eerste plaats het politiek lot van het land betreffen. Hoewel in beide gevallen ongetwijfeld ook grote economische belangen gelden, is naar alle waarschijnlijkheid de politieke besluitvorming van de laatste jaren in belangrijke mate gestuurd door de strijd tegen de imperialistische politiek van Poetin.
Oekraïne strijdt voor zijn behoud als een soevereine staat. In de klassieke conceptie van de staatsoverheid garandeert de staat de vrede voor zijn onderdanen tegen externe of interne strijd. Deze opvatting van soevereiniteit wettigt het geweld van de staat tegen datgene wat hem bedreigt, zoals anderzijds het potentiële geweld van de staat de wettelijkheid van de wet vestigt. Beide aspecten tekenen zich af tegen een achtergrond waarvoor het geweld karakteristiek zou zijn (Thomas Hobbes, ‘de oorlog van allen tegen allen’). Enkel volstaat de militaire overwinning niet om de vrede te bewerkstelligen. Daarom ook zou een overwinning van Rusland geen vrede brengen. Wetten zijn overeenkomsten en geweld kan elke overeenkomst ongeldig maken. Wetten worden dan ook heel vaak aangevochten als onrechtvaardig. In het beste geval worden ze dan bijgestuurd of ontkracht. Dat betekent dat noch een militaire overwinning, noch het recht alleen hier het beoogde doel kan bereiken. De ultieme kracht die de soevereiniteit kan bewerkstelligen lijkt hoe dan ook een gemeenschapszin te zijn, die wellicht is meegegeven in ons vermogen om ons uit te drukken. Ook Poetin erkent dat dit de grondslag moet vormen van de soevereiniteit. Enkel plaatst het totalitaire geweld dat hij gebruikt altijd alles in een vals daglicht. Wat kan de stem betekenen van mensen die redenen hebben om voor hun leven te vrezen?
De bewoners van de oostelijke provincies van Oekraïne leven reeds acht jaren in een oorlog die haar naam niet zegt. Sinds begin maart van dit jaar leven ze het grootste deel van de dag in hun kelders, zonder verwarming noch elektriciteit en al helemaal zonder betrouwbare informatie. Vaak is het enige wat ze ter kennis kunnen nemen de geruchten die van mond tot mond gaan. Poetins doel is duidelijk: een referendum organiseren om zijn legitimiteit te vestigen van zodra hij meester in het land zou zijn. Maar wat kan een sociaal contract betekenen indien de personen die de verbintenis aangaan niet eens weten wat er zich de laatste maanden in dit land heeft afgespeeld? Spreken over soevereiniteit is zinloos in zo’n context. De enige soevereiniteit die deze mensen nu nog verstaan is deze van hun drempel zo lang die hun nog wat bescherming biedt. Ze willen dan ook helemaal niet gewillig hun huizen verlaten: voor welke bestemming?
De moeilijkheid om zich in deze zaken te oriënteren heeft alles te maken met wat Aristoteles ooit onze staat (diathesis) noemde en Heidegger onze geworpenheid. De actieve en dynamische vorm hiervan hebben we hierboven onze ingesteldheid genoemd. Deze is niet zonder meer of in de eerste plaats gestuurd door ons begrip. Ons begrip is in een zekere zin een vorm van onderscheiden binnen het perspectief dat reeds is gegeven door het leven. Wanneer de politiek het leven bedreigt, overschrijdt ze haar eigen limiet, voor zover alle politiek op samenleven is gericht. Dit perspectief kan gewelddadig worden opgedrongen. En dat is kennelijk wat Rusland hier aanricht. Maar politiek is enkel die naam waardig indien er een verstandhouding bestaat die gedeeld wordt door de betrokkenen. Deze verstandhouding is het resultaat van een levensgeschiedenis die men deelt en van waaruit men het woord neemt, en zich uitdrukt. Binnen de algemene werkzaamheid, waar alles al het andere kan aantasten is deze levensgeschiedenis dus steeds al de geschiedenis van een gemeenschap, een collectief, en dat wil zeggen dat ze steeds al een politieke geschiedenis is. Onze levensgeschiedenis wordt gevormd door verheffende en teneerdrukkende momenten. Ze vormen onze ingesteldheid. De kracht van het leven steekt in de verheffende momenten en in het verlangen ernaar. Ze zijn de zogenaamd onbemiddelde, soevereine uitdrukkingen van de levendigheid zelf, van het menselijke leven dat steeds al een samenleven is. De soevereine staat is een bemiddelde uitdrukking van de levendigheid van deze geschiedenis. Het is een lichaam met een eigen identiteit, een supplement in onze samenleving. Hij kan op elk moment worden belaagd, zoals hij ook steeds van binnenuit kan worden betwist. Hij krijgt zijn legitimiteit niet van de vijandigheid en het geweld, maar van zijn kracht, dat wil zeggen van datgene wat hij kan bewerkstelligen, verhinderen of desgevallend teniet doen. Elke bemiddeling is het resultaat van een techniek. De kracht van de techniek is dat ze datgene bewerkstelligt wat de natuur niet vanuit zichzelf kan. Maar de kunst (techniek) van de politiek kan niet de onbemiddelde levendigheid van het leven bewerkstelligen, ze moet er plaats voor maken. Poetin meent dat hij deze plaats met geweld kan maken. Zo wil hij de levensgeschiedenissen van de Oekraïeners herschrijven, de woonplaatsen die hij vernielt vervangen, de levens die hij vernietigde uitwissen door er andere voor in de plaats te zetten. Het zou alles op hetzelfde neerkomen, de eenheid van één groot Russisch volk.

Dat de levensgeschiedenis van de Oekraïeners in de geest van Poetin zou gereduceerd worden tot een afrekening vond reeds een voorafschaduwing in Poetins opstel ‘Over de historische eenheid van de Russen en de Oekraïeners’ . Maar de opzienbarende weerstand van de Oekraïense bevolking toont dat de levendigheid van hun geschiedenis zich niet onbetuigd wil laten.
Wanneer we ons dan afvragen wat de filosofie ons te denken geeft in dit conflict, welk licht ze op de feiten kan werpen, dan willen we tenminste het volgende zeggen: ze toont ons dat deze veroveringsoorlog die zijn naam niet zegt, ons politiek revolteert – wellicht zelfs iedereen, eender aan welke kant men zich bevindt. In dit verband kunnen we de ervaringen van Fanon aanhalen die de verschrikkelijke trauma’s van de Algerijnse oorlog constateerde zowel bij de geweldenaars als bij de slachtoffers van het geweld. Dit is de politieke dimensie van de levendigheid van ons mensen, onze gemeenschapszin. De levendigheid, die we delen met alle bezielde wezens, drukt zich uit als een weerstand tegen zulk een teneerdrukkende ervaring. Als mensen drukt deze weerstand zich uit in de taal. Voor Aristoteles is de mens gekarakteriseerd als een politiek dier dat zich uitdrukt over datgene wat al dan niet verenigbaar is, wat goed is of slecht, terecht of onterecht. Wanneer de mens zo spreekt drukt hij zich uit over datgene wat tot zijn huishouding en zijn stad (polis) behoort. Wat de taal hier toevoegt aan de levendigheid is een techniek. Deze techniek is als het ware een oriëntatie in de oriëntatie van het leven, een onderscheiden vanuit het perspectief dat reeds is gegeven door het levendige.