OORLOG IN DE OEKRAÏNE – WELK CONFLICT DOET ERTOE?

Henk Vandaele

De Oekraïens-Russische oorlog zet een reeds lang sluimerende Europese filosofische breuklijn scherp. Vooreerst Poetin, in zijn narratief grijpt hij terug naar de imperiale aspiraties van tsaar Peter de Grote. Hiermee onderschrijft hij een oude politieke filosofie: een land is ofwel soeverein, ofwel een kolonie – de klassieke machtspolitieke zero-sum game. Een dergelijke filosofie ontkent elke tussenweg. Je bent heerser of slaaf. Ook daarom sterken de uitbreidingsgolven van de Europese Unie en de NAVO hem in het idee dat dit moet uitlopen op een kolonisering van Rusland. De Amerikanen, en de door hen opgestookte naïef geostrategisch denkende Europeanen, zo denkt Poetin althans, willen zijn vel. Om die ondergang voor te zijn is oorlog noodzakelijk. De existentie van Rusland staat op het spel en die wordt alleen maar voorkomen door ten minste de grenslanden, in het Slavisch: Oekraïne, opnieuw te koloniseren. Ook de Baltische staten en de Kaukasus staan op het lijstje ‘Gewenste Kolonies’.
In tegenstelling daarmee meent de politicoloog Luuk van Middelaar dat het concept ‘tussenweg’ het kenmerk is van de politieke filosofie die de voorbije zeventig jaar de Europese Unie schraagt. Hij argumenteert in zijn werk De passage naar Europa (2009) hoe de Europese Unie zich kenmerkt door een buiten-, binnen- én een tussensfeer. De buitensfeer zijn de klassieke natiestaten, de 27 soevereine EU-staten die namens hun bevolking macht en belang najagen. Daarnaast kent de EU met zijn Europese Commissie een binnensfeer. De bedoeling van de Europese Founding Fathers was om radicaal te breken met de nationale machtspolitiek, die Europa de beide wereldoorlogen indreef. Met het Stichtingsverdrag van Rome (1951) riepen ze een reeks supranationale instituties, zoals de Europese Commissie, met een onafhankelijk gezag in het leven. De stichters droomden van een supranationale Europese staat. De Brusselse Commissie, het Straatsburgs Parlement en het Luxemburgs gerechtshof zouden het gezag van de natiestaten overnemen. Die droom is niet uitgekomen. Wat er onverwacht ontstond, aldus van Middelaar, was een ‘tussensfeer’. Een institutionele Europese Raad waar de nationale regeringsleiders samenkomen en in democratisch overleg zoeken naar politieke oplossingen. Van Middelaar noemt dit de voornaamste bron van de Europese politiek. De clou ervan is dat de regeringsleiders aan de tafel van de Europese Raad twee vervlochten petjes op hebben ⎯ één nationaal en één Europees petje. Ze vertegenwoordigen er hun nationale belangen, maar aan tafel ontdekken ze dat deze intens historisch, economisch, politiek en verdragsrechtelijk verstrengeld zijn. Rond de tafel speelt er ook een Europees belang. Die vele nationale belangen zijn een netwerk, een continuüm. Bijgevolg is de Europese Unie geen soeverein imperium, noch zijn de lidstaten Europese kolonies. Europa overstijgt het klassieke politiek zero-sum game.
Etienne Balibar noemt die tussensfeer ‘transnationaal’. In zijn werk We, the People of Europe? Reflections on Transnational Citizenship (2004) wijst hij op de filosofische implicaties van een dergelijke politiek. Elk nationaal of imperiaal narratief, aldus Balibar, refereert op één of andere manier naar een gemythologiseerde oorsprong die de nationale staat of het imperium legitimeert. Voor Poetin is dit duidelijk. De oorsprong van Rusland ligt in Kiev en dus is Kiev Russisch. Het verlies ervan raakt de Russen in hun essentie, hun voortbestaan en dus is oorlog een noodzaak. In contrast daarmee argumenteert Balibar dat een transnationale politiek geen oorsprong kent. Het is een fluïde democratische politiek die zoekt om in dialoog de verschillen tussen klassen, volkeren, gemeenschappen te overbruggen, zonder die uit te wissen. Het is een uitweg uit de impasse: soeverein of kolonie. Het staat voor een dialogisch zoeken naar coöperatieve structuren die alle betrokken partners min of meer ten goede komen. Het is een democratische politiek die zich naar mijn mening fundeert in een relationele filosofie. Het is een politiek van wisselwerking waarin men elkaars (on)afhankelijkheid erkent. Zo bezit elke Europese natiestaat een stuk autonomie – en om deze overeind te houden is er nood aan samenwerking.
De breuklijn tussen de EU en het Rusland van Poetin is dus fundamenteel, filosofisch. Het is de spanning tussen een democratische politiek, die Deleuze rizomatisch noemt, en een politiek die zich, aldus Poetins huisfilosoof Doegin, inspireert op Heideggers mythologiseren van het zijn, een oorsprong, een identiteit.
Uiteraard zijn we niet naïef. Een moment van zelfkritiek is dat de EU geen democratisch transnationaal paradijs is. Binnen de EU wordt het transnationalisme virulent gecontesteerd. Het volstaat te verwijzen naar de Poolse broers Kaczyński en hun partij ‘Recht en Rechtvaardigheid’, het Hongaarse Fidesz van Orban, Le Pen en het rassemblement national,… stuk voor stuk, ondanks alle vernieuwing en opsmuk, old school nationalisten. Naargelang de nationale belangen zien de ene in Poetin een bondgenoot om de EU, die hun nationale soevereiniteit bedreigt, een hak te zetten – zoals Le Pen. Andere nationalisten, zoals de Kaczyński’s, zien dan in de EU een vehikel die hun nationale belangen tegen de boosaardige Poetin beschermt. Dit echter met de toevoeging dat de EU zich niet teveel in de Poolse nationale buitensfeer moet mengen. In dezelfde beweging merken we dan ook hoe Oost-Europese nationalisten, onder andere in Polen, in Litouwen,… elke dialoog met Poetin weigeren. Kop van jut is Macron die nog enigszins een dialoog met Poetin wil openhouden en probeert om de Russische grieven te begrijpen. Vandaar een niet onbelangrijke vraag: is het polariseren in lijn met het Europees transnationalisme?
Oekraïne claimt te vechten voor de Europese waarden. In elk geval werd Zelenski verkozen met het programma om werk te maken van de rechtstaat, het aanpakken van de corruptie, een onafhankelijke rechtspraak et cetera. Het Oekraïens politiek kompas draaide duidelijk richting de EU. Ook daarom repte Poetin zich om zijn tanks richting Kiev te sturen. Toch zijn er ook twijfels. Een democratie is meer dan een reeks wetten en instellingen. Het is ook een pedagogisch-filosofisch project. Het vraagt een bevolking die zich kan inleven in de leefwereld van anderen, die bereid is om compromissen te sluiten, om minderheden te respecteren,… Het vraagt een bevolking die haar identiteit niet totaliseert. Zo begrijpt Stuart Hall de democratische mens als een familiar stranger. Het is de mens die niet teruggrijpt naar één of andere oorsprong of fundamentele identiteit. Het is de mens die ook het vreemde in zichzelf herkent en zo open staat voor de andere. Hieruit volgt dat het niet zomaar ‘de instituties’ zijn die de democratie waarborgen. Is de democratie als een pedagogisch-filosofisch project in de Oekraïne voldoende ontwikkeld? Het land kende duidelijke progressie. Toch zien we nu al hoe een oorlog, die altijd polariserend werkt, die ontwikkeling dreigt ongedaan te maken. Laatstleden passeerde er in het Oekraïense parlement een voorstel om de taal, de boeken, de muziek,… van de Russische minderheid te verbieden. Plaatst de Oekraïne zich hiermee buiten de Europese waarden, waarvoor het meent te vechten? Sommigen menen dat de oorlog Oekraïne dichter bij de EU brengt. Klopt dit? Of is het eerder zo dat de Russische inval paradoxaal genoeg de polarisering en het nationalisme in Oekraïne aanwakkert? De tijd zal het uitwijzen.
Nog een element van twijfel is de NAVO, waar het overgrote deel van de EU lid van is. Van oudsher zwaait de VS er de plak. De VS engageert zich ver in het leveren van wapens en geld aan Oekraïne. Ze spoort haar Europese partners aan hetzelfde te doen. Hebben die leveringen tot doel om de democratie in de Oekraïne te redden? Of is het doel om met deze oorlog Rusland te verzwakken en het uiteindelijk te koloniseren? Ook dit is niet duidelijk. En toch, in elk geval bevestigt het Poetin in zijn logica dat zijn land wordt bedreigd.
Kortom, welk soort conflict speelt zich nu eindelijk af? Is het een imperiale breuklijn tussen de EU, de VS en de Oekraïne tegen Rusland, met als inzet wie koloniseert wie? Zijn we getuige van een conflict tussen een democratisch Europa en een autoritair Rusland? Of zijn we getuige van een gelaagd conflict, waarbij die filosofische breuklijn zich ook manifesteert binnen Europa? Misschien is de vraag die ertoe doet de volgende: welke wereld willen we? Een transnationale met zijn dito democratische pedagogiek, instituties, rechtspraak,… of een imperiale met zijn winnaars en verliezers, onderdrukkers en onderdrukten. Met andere woorden, stel dat Oekraïne op het terrein wint, dan nog is het de vraag wat de filosofische betekenis van deze overwinning wordt. Hoe gaan Russen, Oekraïners, Europeanen,… zich na dit conflict in de wereld oriënteren? Eén zaak is in elk geval duidelijk. Na zeventig jaar Europees transnationalisme ligt er nog veel werk op de plank, ook binnen de EU. Het conflict in Oekraïne is daar slechts één werf van. Het onvoorwaardelijk leveren van wapens en het oppoken van de oorlogsretoriek, voor een transnationale aanpak van dit conflict zijn dergelijke middelen nooit evident.
Voor de reeks actuele essays van dit nummer stelden we onze vraag aan een aantal Russische collega’s. Een tweetal, Ekaterina Shashlova en Natalia Artemenko, waren bereid een essay te schrijven. In eerste instantie wilden ze dit doen onder een pseudoniem. Toch vonden ze de moed in persoonlijke naam te schrijven. Ook Geogios Tsagdis (Leiden), Mathilde Girard (Parijs), Frédéric Neyrat (Wisconsin) en Paul Willemarck (Parijs) delen hun overwegingen. Ik introduceer kort de eerste bijdrage. Ekaterina Shashlova, geboren in 1986 in Rostov aan de Don, beschrijft de toestand van de filosofie in Rusland. Ze wijst erop hoe de meeste niet hoofdstedelijke universiteiten en hogescholen een nieuwe superieure Russische filosofie doceren, vaak geïnspireerd op Doegin. Het is een filosofie, aldus Shashlova, die zich opsluit in zijn eigen grenzen. Het is een filosofie die nog steeds teruggrijpt naar de oude sovjetfilosofie, waar in de ideologische sovjetboeken enkel het adjectief ‘kapitalistisch’ of ‘burgerlijk’ werd vervangen door ‘westers’. Shashlova staat erop dat we de Russische filosofie niet hiermee vereenzelvigen. Rusland telt ook nog steeds gerenommeerde filosofen die fenomenologie, analytische filosofie, geschiedenis van de filosofie, moderne kritische theorie et cetera doceren en publiceren. Shashlova sluit af als volgt: “Een filosoof die zijn opponent vernietigt is geen filosoof, want het filosofisch discours is onmogelijk zonder dergelijke condities. De filosoof die moord rechtvaardigt, berooft zichzelf van de grond onder zijn eigen voeten.” We danken uitdrukkelijk Bart Buseyne, Jonas Vanbrabant en Paul Willemarck voor het verzamelen en vertalen van de teksten van onze internationale collega’s. Zonder hun inspanningen hadden we deze actuele essays niet kunnen brengen. Verder publiceren we nog twee bibliografische essays. Jonas Vanbrabant belicht het werk van Maine De Biran (1766-1824). In de Frans- en Portugeestalige wereld beleeft zijn werk een rennaissance. Hoog tijd om er in de Uil aandacht aan te geven. In een tweede bibliografisch essay geeft Marc De Kesel aandacht aan het werk van Michel De Certeau (1925-1984), Fransman, Jezuïet en mystiekhistoricus – maar ook een buitenbeentje, een vreemdeling die een ‘filosofie van het verschil’ op de kaart wil zetten. Het artikel van dit nummer is van Donald Loose. Uitvoerig onderzoekt Loose wat het concept identiteit politiek betekent en in het bijzonder ziet hij daarin een opdracht voor Europa. Loose eindigt met een citaat van Václav Havel “De noodzaak van burgerzin is een noodzakelijke conditie voor alle politiek. Het is een eis die niet ophoudt, altijd actueel is en nooit is ingelost. Burgerzin is moed, liefde voor de waarheid, een altijd waakzaam geweten, de innerlijke vrijheid en de vrijwillig opgenomen verantwoordelijkheid voor de publieke zaak.” Als laatste vermelden we het In Memoriam van Raoul Bauer, van de hand van Jacques De Visscher. Bauer overleed op 20 mei laatsleden. Hij stond samen met Jacques De Visscher mee aan de wieg van dit tijdschrift.