Vooruit en het historisch materialisme

Luc Vanneste

Conner Rousseau is ambitieus en dynamisch. Hij staat voor een nieuw, modern en professioneel socialisme, een winnerssocialisme. Inspraak van het “volk” staat centraal. Hij wil echt luisteren naar de burgers en maakt daarvoor gretig gebruik van de digitale technologie. Hij wil inspraak faciliteren, zelfs gamificeren. Zo beschrijft Ico Maly hem in zijn nieuwste boek, waarin hij de beweging “Vooruit” wil analyseren als een antropologische casus. Dit wil zeggen dat zijn bevindingen ook opgaan voor andere politieke partijen en politici. De digitale media zorgen voor een nieuwe socio-technologische context, waarbinnen en waarmee ‘politiek’ anders wordt vormgegeven.

Casus Rousseau op de snijtafel
We leven in een nieuwe communicatieve economie. Digitalisering is de normale infrastructuur, diep ingebakken in de sociale structuur. Algoritmes spelen een beslissende rol, maar voor Maly is dit geen technologisch determinisme. Het effect hangt af van de menselijke omgang. Het resultaat is een complex samenspel van technologische design, waarden en doelstellingen van ontwerpers en hoe mensen ermee omgaan. De doelstellingen zijn evenwel duidelijk. De digitaal genetwerkte sociale relaties worden koopwaar. Dat is een nieuwe vorm van kapitalisme, maar nog altijd neoliberaal en winstgedreven. Iedereen moet presteren en concurreren om gezien te worden. Politici gedragen zich als populaire influencers. Politieke inhoud wordt ondergeschikt aan de persoon als vedette. Rousseau staat voor dat nieuw soort politicus, met zijn jongerentaaltje, baskets, selfies. Dat maakt deel uit van een politieke boodschap en is er soms zelfs de essentie van.
Voorbij de selfies ziet Maly nog steeds een ideologie, maar geen socialistische. Socialisten moeten een tegenmacht uitbouwen, een traditionele massabeweging. Een massa opbouwen gaat niet zonder commerciële digitale media, maar de grondslag is een gefundeerde kritiek op het kapitalisme (ongelijkheid, uitbuiting). Het is een traditie waar ook intellectuelen deel van uitmaken. Het socialisme is een voortzetting en intensifiëring van de radicale verlichting, zoals je kunt lezen in de Anti-Dühring van Friedrich Engels. Dit boek is voor Maly de belangrijkste bron voor het historisch materialisme. Waarden als gelijkheid, solidariteit en vrijheid worden verruimd door ook de economische onderdrukking in beeld te brengen. Socialisme pleit voor een democratische controle van de economie. Het gaat ervan uit dat een kritische materialistische analyse van het kapitalisme – de basisanalyse van Marx − de grondslag vormt van maatschappelijke verbeteringen. De concrete machtsrelaties moeten steeds opnieuw geanalyseerd worden, want er is geen absolute en eeuwige waarheid. Voor systemische verbeteringen is de notie klassenbewustzijn essentieel.
Om de opgang van Rousseau te begrijpen, is zijn omgang met de digitale cultuur cruciaal. Via Instagram stuurt hij informatiestromen in het hele mediasysteem. Het is altijd zo geweest dat politiek niet alleen over inhoud gaat, maar nu worden identiteit en stijl steeds belangrijker. Dat is problematisch voor het socialisme, dat bij uitstek gegrond is op een rationele analyse. Communicatiedeskundigen worden steeds belangrijker. Politiek wordt steeds meer een zaak van oneliners en is steeds meer afhankelijk van opinieonderzoek. De communicatie van Rousseau is een imagocommunicatie. Zijn prioriteit is een accumulatie van populariteit en volgers. Er wordt geen politiek-emancipatorische boodschap gepost, maar “politique politicienne” of verhaaltjes over de voorzitter zelf. Bij Alexandria Ocazio-Cortez (AOC) en Bernie Sanders is dat even anders! Zij combineren een klassieke influenceractiviteit met een expliciet emancipatorisch politiek discours. AOC legt altijd de nadruk op de klassendimensie, analyseert sociaal materiaal en verbindt het merk AOC met een socialistische ideologie. Dat doet Rousseau niet, net zomin als Patrick Janssens. Zij worden zelf de personificatie van de politiek, een merk, een ultieme personificatie.
‘T’, het boek van Rousseau, is een essentieel onderdeel in zijn veranderingsstrategie. Het is een politiek boek. Het biedt echter geen nieuwe formulering van de ideologie of een materialistische analyse. Het is louter een pleidooi voor goed bestuur. We moeten constructief zijn, aan opbouwend socialisme doen. Het is de idee dat je kunt besturen zonder ideologie. ‘T’ is dus gewoon een deel van een mediastrategie, het is populisme als spreekregime, zonder politiek-emancipatorische dimensie. Rousseau neemt zelfs thema’s van rechts over en negeert de klassen(strijd). Hij vindt dat leiderschap nodig is, maar dat komt niet vanuit de groep. Het gaat om een leider die controleert en structuur geeft. Het is een klassiek rechts en repressief discours. Voor Maly is socialisme daartegenover een rationele en intellectuele politieke traditie. Je bereikt het niet door te luisteren naar de stem van het volk. Je hebt een vormende en emancipatorische dimensie nodig. Rousseau suggereert wel een dialoog met gewone mensen, maar zijn boek gaat alleen over hemzelf. Hij doet controversiële voorstellen, om zichzelf een toegangsticket tot talkshows en entertainmentprogramma’s te geven.
Zijn belangrijkste vernieuwing is de vervelling van sp.a naar Vooruit. De lancering is een afrekening met het amateurisme van zijn voorgangers, een doorbreken van de stilstand. Hij wil een brede volksbeweging worden, in het voetspoor van L. Collard, K. Van Miert, het Sienjaal en P. Janssens. Maar hij wil geen politici van andere partijen aantrekken. Hij is geïnteresseerd in individuen als individuen. De kern van de vervelling is inspraak, participatie. Je hoeft geen socialist meer te zijn om mee te doen. Solidariteit is genoeg. Hij staat voor een de-ideologisering: geen theorie, geen thema’s waarrond participatief kan meegebouwd worden. De markt wordt omarmd. Er steekt een neo-liberaal wereldbeeld achter. Er wordt gedaan alsof met open blik gediscussieerd wordt met gewone mensen, maar het nieuwe volkse socialisme is digitaal. De stem van het volk is een constructie, een complexe socio-technologische assemblage. De op die manier georganiseerde individuele inspraak weerspiegelt de bestaande machtsverhoudingen. Rousseau is dan wel geen ideoloog, maar hij praat niet in een ideologisch vacuüm. Politici mogen geen doorgeefluik zijn, maar moeten de mensen leren praten, nadenken.
sp.a is al lang niet meer de spreekbuis van de arbeidersklasse. Sinds de jaren 60 wordt gezocht naar vernieuwing en verbreding. Het betekende wel een steeds verdere verwijdering van de socialistische fundamenten. Voor Maly is de basis het historisch materialisme, een concrete analyse van de onderliggende structuren en oorzaken van machtsrelaties. Samenlevingen veranderen voortdurend, zodat er steeds opnieuw intellectuele arbeid nodig is om de geldende analyses te bevragen en te actualiseren. De productieverhoudingen en -middelen zijn niet meer dezelfde als in de tijd van Marx. Voor Maly moet elke vernieuwing trouw blijven aan: (1) een materialistische methode; (2) internationalisme; (3) idealen van gelijkheid en rechtvaardigheid; (4) gelijke kansen voor iedereen om zich te ontplooien ongeacht stand, huidskleur, leeftijd, geslacht. De vernieuwing van de laatste decennia heeft ons misschien voor erger behoed, maar ze betekende ook een afbraak van socialistische verwezenlijkingen. Veel is terug gedraaid: sociale zekerheid; herverdeling; overheidsbedrijven; democratische controle op de economie. Er is definitief afscheid genomen van de materialistische analyse. De nieuwe doctrine baseert zich daar niet meer op, maar op waarden. Op het ideologisch partijcongres van 1998 is afscheid genomen van de ideologie, ten voordele van beleidsvoorstellen. De partij is een massacommunicatiepartij geworden.
Maly situeert het begin van de ideologische neergang van het socialisme bij Hendrik De Man. Patrick Janssens greep terug naar zijn Opbouwend socialisme. Daar vond hij dat het socialisme streeft naar gelijke rechten voor iedereen en dat die doelstelling belangrijker is dan middelen als klassenstrijd, stakingen en een materialistische analyse. De wetenschappelijk materialistische benadering wordt ondergeschikt aan waarden en ethiek. Verontwaardiging wordt de belangrijkste drijfveer. De antikapitalistische strijd verdween steeds meer uit het vizier en werd vervangen door liberale recepten waar de scherpe kantjes van afgevijld werden. Janssens wilde wel geen sterke staat, die moest integendeel ontvet worden. Hij sloot aan bij de derde weg (actieve welvaarsstaat), waar goed bestuur centraal staat. Dit is in de feiten neoliberalisme. De stem van het gewone volk werd behoorlijk elitair. Het was de stem van marketeers. In 2013 wordt in de beginselverklaring dan ook de vrije markt opgenomen: het kapitalisme hoeft niet meer vervangen te worden. Eigenlijk komt het socialistische ideaal dan neer op een perfect kapitalisme.
Rousseau treedt in de voetsporen van Janssens. Bij hem draait alles om solidariteit. Dat betekent: uw deel doen en het deel krijgen waar ge recht op hebt: “Dat is bijdragen naar vermogen en krijgen naar noden.” Het gaat niet alleen om leven, maar ook om goed leven en genieten. In het “ook uw deel doen” zit volgens Maly echter een angel: dit is door en door ideologisch en komt niet uit de socialistische traditie. Solidariteit wordt op die manier voorwaardelijk, het betekent gewoon je best doen. Het is het paradigma van de actieve welvaartsstaat. Dat staat haaks op de onvoorwaardelijke solidariteit in het verzekeringsprincipe. Welvaart wordt een individueel traject: ieder individu (als hij maar zijn best doet) kan hetzelfde bijdragen aan de samenleving. Dat zie je terug in de New Social Deal, die doet terugdenken aan het Plan De Man. Er zit een fordistische en keynesiaanse logica achter: een investeringspolitiek, maar geen breuk met het kapitalisme.
Bij de partijtop zitten geen intellectuelen meer. Ze bespeelt de nieuwe media-ecologie. Vaak is dan de vorm belangrijker dan de inhoud. De boodschappen worden nauwkeurig ontworpen. Het format legt onvermijdelijk beperkingen op aan wat gezegd kan worden. Maar het kan ook anders, zoals Bernie Sanders en Alexandria Ocasio-Cortez tonen. Waar Rousseau het format van de influencers overneemt − investeren in populariteit – blijven zij altijd nog een ideologische boodschap verkondigen. Vergelijk de websites: politiserend-democratisch-socialistisch versus verwerven van volgers zonder link met politieke emancipatie. Op Instagram zet Rousseau geen post die het socialisme op de kaart zet, is er geen sprake van klassenstrijd en is er geen echte politieke boodschap. Het gaat om het merk Rousseau. Toch is zijn vernieuwing niet beperkt tot communicatie. Ze is ook ideologisch, ook al staan de ideologische veranderingen niet op de voorgrond. Zijn populistische retoriek vertrekt van een immateriële definitie van socialisme: een keynesiaans investeringsbeleid en een neutrale overheid (Dalrymple-overheid). In het project Vooruit zit een potentiële verrechtsing, een legitimering van nieuw rechts.

Casus Maly kritisch doorgelicht
Conner Rousseau heeft geen ideologische fond meer. Dat is het belangrijkste bezwaar van Ico Maly. Het gaat om het historisch materialisme, zoals Friedrich Engels het formuleert in zijn Anti-Dühring. Het is een boek dat oorspronkelijk in 1877 en 1878 in afleveringen gepubliceerd werd in een socialistische krant Vorwärts. Het is een felle aanval op een vandaag totaal vergeten filosoof, Eugen Dühring. Engels scheldt hem herhaaldelijk de huid vol. Het historisch materialisme komt er min of meer in voor, maar je vindt geen uitgebreide en systematische uitwerking. Noch Marx, noch Engels hebben dit ooit gedaan. Het gevolg is dat na hen iedereen maar zijn versie en variante gemaakt heeft. Ik probeer samen te ballen wat in de Anti-Dühring staat.
De economie is doorslaggevend. Daarop beweegt een hele bovenbouw van recht, politiek, moraal, religie, filosofie … Wanneer de onderbouw verschuift, verandert de bovenbouw mee, hoogstens met enige vertraging. Zoals de darwinistische wetten de ontwikkeling van het leven bepalen, zo is er ook een economische wetmatigheid. Voor het historisch materialisme is de essentie een strijd tussen klassen of nauwkeuriger tussen productiekrachten en productieverhoudingen. De organisatie van de productiekrachten gebeurt in een kapitalistische economie niet langer individueel en ambachtelijk, maar is een collectieve zaak, die in fabrieken plaats vindt. Omdat de productie- of eigendomsverhoudingen individueel bleven en nog niet aangepast zijn aan die collectieve organisatie verloopt deze anarchistisch. Uit die tegenstelling zal noodzakelijkerwijze een evenwicht ontstaan. Socialisme is niets anders dan het inzicht in die noodzaak en de voorafspiegeling van de toekomstige harmonie. Vrijheid heeft niets te maken met keuzes maken, maar met inzicht in wat noodzakelijk is. De overgang zal strijd, zelfs geweld vragen. Maar het loont de moeite, want er wacht een onbeperkte productie, een overvloed. In dat rijk van de vrijheid is de staat overbodig geworden. Ik beperk me op die manier echt tot de essentie, maar ik maak me sterk dat het geen karikatuur is. Iedereen kan het nalezen, want tegenwoordig bestaat van het boek een (slordige) Nederlandse vertaling, die je gratis kunt downloaden.
Rousseau vergeet dus die materialistische analyse. Maly zal zich nu waarschijnlijk haasten om te stellen dat we niet meer letterlijk moeten overnemen wat Engels geschreven heeft. De productieverhoudingen zijn ondertussen veranderd en de intellectuelen moeten daar hun analyses aan aanpassen. Maar dan gaat hij voorbij aan wat Engels bedoelt. Ook hij vindt waarheid nooit absoluut, maar zijn historisch materialisme legt historische wetten bloot. En die herleiden maatschappelijke evolutie tot een tegenstelling tussen productiekrachten (-wijze) en productieverhoudingen (eigendomsverhoudingen). Uit die tegenstelling ontstaat noodzakelijkerwijze een nieuwe samenleving. Met deze wetmatigheid heb je voldoende, je hebt geen verontwaardiging of morele principes nodig. Wie zich daarop beroept, verdedigt de facto de bestaande situatie. Nu kan Ico Maly wel beweren dat deze analyse geactualiseerd moet worden, maar hij zit toch met een probleem. De stellingen van Engels zijn, om het in wetenschapsfilosofische termen te stellen, gefalsifieerd. Wat noodzakelijkerwijze moest gebeuren – de verpopping van het kapitalisme in socialisme − is niet gebeurd. Het systeem is niet gebarsten, maar heeft zich aangepast. Je kunt ook niet meer verwijzen naar de vroegere communistische regimes. Het verhaal klopt niet. Dat krijg je niet rechtgezet door hier en daar een likje verf over te leggen. Dit is fundamenteel.
Misschien moeten we toch kijken naar de actualisering van Maly. Voor Marx en Engels geeft de economie de doorslag. Dat is de onderbouw, de basis waarop al de rest – politiek, recht, godsdienst, moraal … − rust. Eigenlijk is voor Maly de economie niet fundamenteel veranderd, ze is nog altijd neoliberaal, gericht op winst. Hij heeft het wel over een nieuwe infrastructuur: de digitalisering, waarin de digitaal genetwerkte sociale relaties koopwaar zijn. Daarop ent zich een de bovenbouw van technologische design, waarden en doelstellingen en hoe mensen ermee omgaan. Dat is toch een nieuwe vorm van kapitalisme. Maar wat is dat dan? Als hij dan toch naar Marx wil verwijzen, waarom heeft hij de kern niet aangeraakt? Kapitalisme, zo lees je in zijn hoofdwerk Het Kapitaal, is voor Marx een eindeloze wedloop, een uitzichtloos en destructief proces van groei. Het is een economie waarin het helemaal niet gaat om wat mensen nodig hebben voor een goed leven. Marx hoopte nog dat het zou volstaan om de productiekrachten zo veel mogelijk te ontwikkelen om die andere economie te bereiken. Maar ondertussen is duidelijk dat dit een illusie is, dat het echt wel niet voldoende is om de eigendomsverhoudingen te revolutioneren. Je moet de manier waarop het systeem werkt ten gronde veranderen. Maar daar pleit Maly niet voor. Hij verwijt Rousseau niet naar onderliggende structuren te kijken en zich te beperken tot wat correcties. Eigenlijk dromen de socialisten van een perfect kapitalisme, vindt hij. Maar is het niet ook de droom van Maly?
Maly geeft alvast weinig of geen indicatie van hoe die andere economie er moet uitzien. Internationalisme is belangrijk, uiteraard. Maar ook gelijkheid en rechtvaardigdheid en gelijke kansen voor iedereen. Zou Rousseau daar tegen zijn? Rousseau is verontwaardigd en roept op tot solidariteit. Maly vindt dit maar niets. Socialisme is geen zaak van moraal. Wie daarvan vertrekt staat aan de kant van het systeem en haalt er zijn profijt uit. Een ware socialist vertrekt van een materialistische analyse en legt structuren bloot. Precies alsof het een het ander uitsluit. Patrick Janssens vertrok als voorzitter van sp.a eveneens van wat hij noemde oprechte verontwaardiging over sociale ongelijkheden. Maar hij benadrukte evenzeer dat de socialistische analyse van de samenleving overeind blijft: “Dat de ongebreidelde concurrentie die voortkomt uit een economisch systeem dat winstmaximalisatie centraal stelt, onvermijdelijk leidt tot sociale problemen, aantasting van het leefmilieu, schrijnende ongelijkheden, vervreemding op de werkplek en daarbuiten …” (Over de grenzen, p. 10). Hij werkt dat niet uit, dat is waar. Maar hij noemde zijn boekje zelf “een plukboekje’”, waarin iedereen maar moest plukken wat hem belangrijk leek en vooral waar iedereen kon aanvullen.
Janssens wil dat iedereen gelijke kansen krijgt. Gelijke kansen is voor hem niet hetzelfde als gelijke rechten, want het is niet omdat mensen dezelfde rechten en plichten hebben, dat ze dezelfde kansen krijgen. Of nog anders: negatieve vrijheid is niet genoeg. Het is niet voldoende dat men niet gehinderd wordt om iets te doen of te laten wat men graag wil. De voorwaarden om dat te kunnen moeten ook vervuld zijn. Het is de opdracht van de sociaaldemocraten om die voorwaarden te garanderen. Maly kan nog net toegeven dat de socialisten op dat vlak minstens erger voorkomen hebben, maar hij schrijft toch een afbraak van de vroegere socialistische verwezenlijkingen op hun conto. Is dat rechtvaardig, in een context dat socialisten steeds minder electoraal gewicht hebben? Zijn die afgebroken verwezenlijkingen een gevolg van de vermeende neoliberale keuzes van de socialisten of van het neoliberalisme? En overigens: niet alles is afgebroken! Zie hoe de sociale zekerheid de coronacrisis heeft opgevangen.
Er wordt vandaag smalend gedaan over de derde weg en de actieve welvaartsstaat. Ik denk dat de kritiek terecht is als de ambitie zich beperkt tot geven wat iemand verdiend heeft. De socialistische beweging heeft zich te ver laten meeslepen in een neoliberaal verhaal. Dat staat alvast haaks op het oude adagium “Bijdragen naar vermogen en krijgen naar noden”, dat Rousseau vertaalt als: “Uw deel doen en het deel krijgen waar ge recht op hebt”. Maly maakt daar het paradigma van de actieve welvaarsstaat van, want wie verwacht dat mensen hun deel doen maakt solidariteit voorwaardelijk. Maly ziet over het hoofd dat het adagium ook door niemand minder dan Karl Marx gedeeld werd. Het was zelfs een leuze van de communisten. Wat is er tegen dat in een samenleving aan mensen gevraagd wordt bij te dragen volgens hun vermogens? Als ze veel kunnen, dragen ze veel bij en als ze weinig of zelfs bijna niets kunnen bijdragen, krijgen ze toch onvoorwaardelijk wat ze nodig hebben. Waarom zou men niet kunnen vragen dat mensen hun best doen? Het gaat dan voor alle duidelijkheid om bijdragen aan de samenleving, om opkomen voor anderen. Ik denk dat dit goed omschrijft wat solidariteit is.
Solidariteit, iedereen gelijke kansen, positieve vrijheid … Ico Maly haalt er zijn neus voor op, want dit ruikt naar ethiek. Friedrich Engels dacht al dat ethiek niet relevant is, maar hij gokte op de wetten van het historisch materialisme. Het is me niet duidelijk hoever Maly daarin gaat. Hij heeft het wel niet voor Hendrik De Man, die juist het klassieke marxisme probeerde te overstijgen. Een van zijn belangrijke boeken heette Au delà du marxisme (Psychologie van het socialisme). Hij worstelde met de moeilijkheden van een marxistische theorie en probeerde die te overstijgen door in hoofdzaak achter de structuren de mensen te zien. Hij verwierp het marxisme niet, maar hij vond het niet radicaal genoeg. Tijdens de tweede wereldoorlog heeft hij gecollaboreerd en sinds de laatste biografie van Jan Willem Stutje weten we wel zeker dat rechtse ideeën heel diep in zijn denken verankerd zaten. Maar hij voelde niettemin aan dat het marxisme een uitzichtloze weg is opgegaan en probeerde daar iets aan te doen.
Patrick Janssens heeft eigenlijk maar een keer naar hem verwezen en waarschijnlijk omdat hij (of een van zijn medewerkers) een zin gevonden had die hem goed uitkwam: “Het socialisme is een streven naar een maatschappelijke orde waarin iedereen gelijke rechten heeft”. Janssens preciseert het niet, maar die zin komt uit Opbouwend socialisme, een soort aanvulling op Psychologie van het socialisme. De Man vindt alle pogingen om sociale doelstellingen af te leiden uit sociale oorzakelijkheid mislukt. Hij wil wat socialisten te doen staat niet afleiden uit oorzaken in de kapitalistische wereld, de klassenstrijd om die niet te noemen. Hij wil vanuit sociaal-ethische waardeoordelen doelstellingen opstellen. En een van die doelstellingen is dat economische arbeid ondergeschikt is aan het bevredigen van behoeften. Economie moet in dienst staan van de mensen en niet omgekeerd, versta ik dan. Engels vond niet dat er keuzes gemaakt moeten worden. De geschiedenis verloopt volgens een vast stramien en zal onvermijdelijk steeds dichter bij een absoluut eindpunt komen. Wat ik daarvan vind of wat ik ook doe heeft daarop geen impact. Als je echter niet gelooft in die noodzakelijke afwikkeling, moet je kiezen, dan kan de geschiedenis vele kanten uit. Wetenschap kan je daarbij helpen, uiteraard. Maar uiteindelijk blijft het een menselijke kwestie, die niet vanzelf gaat en volledig kan mislukken. Keyniaanse investeringen zouden dat volgens Maly maar uitstellen. Dat is natuurlijk maar wat gevaarlijk als er in dat ei helemaal geen socialisme op uitbraak wacht.
Luisteren naar de mensen is ook niet goed, vindt Maly. Hij gelooft zelfs niet dat Rousseau wil luisteren of de mensen wil laten participeren. Hij doet alsof, maar is in werkelijkheid een doorgeefluik van het neoliberalisme. Hij sust de mensen in slaap! Intellectuelen moeten een totaal andere rol spelen. Zij moeten hun rationele analyse uitdragen en instaan voor vorming en bewustmaking. Moeten zij dan toch ook niet een beetje luisteren? Maly zal het niet graag horen, maar hij verdedigt op dit punt misschien wel een paternalistische mensvisie, vrees ik. Ik heb lang meegedraaid in de kaderschool van de socialistische vakbond. Daar gingen we per definitie uit van de sterkte van de mensen zelf. Dat belet niet dat hij een punt heeft, wanneer hij aanklaagt dat de vorm al te vaak belangrijker wordt dan de inhoud. En wellicht klopt het dat de marketeers het te veel voor het zeggen hebben.
Misschien is Maly echter in datzelfde bedje ziek. Hij vernoemt mijn naam, als zou ik indertijd door Patrick Janssens aangeworven zijn in zijn studiedienst, omdat ik voorzitter was van de Vereniging voor de studie van Hendrik De Man. Ik was dat toen niet. Ik werd het enkele jaren later, maar slechts voor een paar maanden. Ik ontken niet dat ik al belangstelling had voor het werk van De Man, maar mijn aanstelling had daar echt niets mee te maken. Ik herinner mij geen gesprek met de voorzitter over De Man. Zo erg interesseerde hem dat zeker niet. Ik wil geen persoonlijke polemiek, maar ik wil dit akkefietje toch aanhalen: blijkbaar heeft iemand Maly gebriefd, misschien alleen maar met een mail. Het zogenaamde feit paste blijkbaar zo goed in zijn tekst dat hij het zomaar overnam, wellicht omwille van de retoriek, van het discours zou hij zelf zeggen. Net zoals hij zomaar wat beweert over de Anti-Düring, zonder daar ook maar een keer echt op in te gaan. Anders zou hij weten dat Engels absoluut niet radicaal was. Hij wou geen andere economie, hij wou dat de kapitalistische economie zo vlug mogelijk te pletter zou storten. Maly haalt met instemming Rosa Luxemburg aan, die vond dat crisissen uitgelezen momenten zijn om het socialisme een kans tot doorbraak te geven. Hou ze dus niet tegen, probeer ze niet te voorkomen. Ik wou dat Maly wat radicaler was en zoals De Man zou pleiten voor een economie die ondergeschikt is aan de behoeften van de mensen. Ik heb niet de indruk dat Rousseau hier ver in wil gaan, maar voor mij is dit de echte maatschappelijke keuze, die het verschil maakt tussen links en rechts. Als de sociale media daarin een hulp bieden moeten we er gretig gebruik van maken.