Ecce philosophus. Leven en werk van Leopold Flam

Tom De Mette, Willem Elias en Jean Pierre Vanhee
De Wolf Sophia

LEOPOLD FLAM
Tom De Mette, Willem Elias en Jean Pierre Vanhee (red.), Ecce philosophus. Leven en werk van Leopold Flam, ASP-VUBPress, 2021, 544 p., ISBN 9789461171030

Zet me in een hoek met een filosofieboek en je hebt geen last van me. De filosofie kan immers altijd op mijn aandacht rekenen. Ze speelde al haar troeven uit om mijn wankele weerbaarheid om te buigen. Troost, kennis, plezier, ze bood het me allemaal op de wijze waarop een moeder haar kwetsbare kind koestert, het van alles bijbrengt en ermee speelt. Binnensmonds vloekte ik ondertussen als een ketter omdat ze niet al veel eerder mijn al te volgzaam en conformistisch pad kruiste. De vermoedelijke verantwoordelijken daarvoor heb ik dan wel niet de hel, maar toch minstens enige verdoemenis toegewenst. Toen ik haar eindelijk leerde kennen en haar in mijn gretige armen kon sluiten, bedraadde ze met langzaam engelengeduld met steviger snaren. En terwijl ik me verwonderde over Kierkegaard, Montaigne las van A tot Z en mijn tanden stuk brak op Spinoza, voltrok er zich onmerkbaar een stille metamorfose. De wereld zelf werd een open boek. Van het utilitarisme van Bentham tot ‘De menselijke conditie’ van Arendt, van Plato’s allegorie van de grot tot het existentialisme van Sartre, ik las secundaire werken over hun wereldbeeld en kreeg langzaam een groeiende greep op mijn eigen existentie. Nietzsche, Kant, Schopenhauer enz., ik assimileerde in de mate van mijn mogelijkheden hun ideeën, en veranderde besluiteloos en wispelturig van mening naargelang de filosoof van dienst. Ook ‘onze’ filosofen ontsnapten niet aan mijn hongerige aandacht. Boehm, Apostel, Kruithof, Vermeersch, ik leerde hen allemaal kennen. Waarom had ik dan nog nooit van Leopold Flam gehoord?
Zet ik me zélf in een hoek met een filosofieboek dan word ik het liefst met rust gelaten. Met dit boeiende Ecce philosophus was dat absoluut het geval. De vraag waarom ik Flam niet kende , intrigeerde me. Mijn inleiding indachtig, reken ik hem bij de filosofen, maar al snel blijkt dat hij dat eigenlijk strikt gezien niet was. Hij werkte zijn kandidaturen af, maar schakelde daarna over naar de opleiding geschiedenis. Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte Willem Elias mag zich wél filosoof noemen, maar vraagt zich in zijn ‘Sprokkelingen’ af of je de titel kan dragen enkel omdat men er een diploma in heeft. Jan Van Den Brande en Jef Van Bellingen, die in hun bijdrage aan dit boek Hubert Dethier- de opvolger van Flam- laten herleven, voeren een filosoof op als een denker, in de socratische zin. Flam heeft volgens hen steeds gepleit voor een ruimere, bevrijdende opvatting van filosofie. “Authentiek filosoferen is voor alles een zelfstandig denken van de enkeling die zijn vrijheid affirmeert”. Zo leert de lezer hier Flam inderdaad kennen. Filosofie vat aan bij nul of bij de ervaring en kan dus absoluut alvast niet samengaan met geloof. Ralph Bisschops- zo blijkt uit zijn postume tekst- was er van overtuigd dat Leopold Flam zou gruwen mocht men hem een Joods filosoof noemen. Het was vanwege dat Joods zijn dat Flam in een concentratiekamp belandde door zijn verzet. Ongetwijfeld kon Flam niet anders, uit het hele boek blijkt dat hij een non-conformist was. Flam deed wat hij dacht te moeten doen en had lak aan conventies en geplogenheden. En dat maakt een mens tot mens. ‘Flam was een discipel van zichzelf, hij pleegde nooit innerlijke zelfmoord. Wie denkt , kan nooit aanhanger zijn van een leer’.
Flam was Flam. Hij was de verpersoonlijking van zijn eigen neologisme ‘étrangement’. De étrangement doet zich voor als een individu zich situeert boven en buiten het dagelijks leven. Het impliceert een breuk met de burgerlijke cultuur vertegenwoordigd door de meesters van de slaven.
Het was blijkbaar, volgens mede-auteur Tom de Mette, onmogelijk om niet bewogen te zijn door (het denken van) Flam . Dat ondervind ik zelf aan den lijve tijdens het lezen. Vooreerst bekroop me weeral eens het sterke gevoel dat het een groot gemis is dat ik door allerlei redenen niet op jonge leeftijd het voorrecht heb mogen kennen om op universiteitsbanken filosofie te studeren. Volgens oud-studente Ginette Bauwens bezorgde hij haar een kritisch bewustzijn. Nadenken, herdenken en toch nog blijven twijfelen, het is me niet vreemd. Ten tweede ben ik altijd onmiddellijk gecharmeerd door mensen die opkomen tegen onrecht. En dat deed Flam duidelijk. Dat valt op doorheen het hele boek.
Vanuit verschillende invalshoeken krijg je een eerlijk beeld van ‘het onderwerp’ van deze veelzijdige uitgave. Geen onversneden lofbetuiging, een bloemlezing die niets verbloemt, maar bovenal een knap samengesteld naslagwerk waarvoor filosofen en redacteurs Willem Elias, Jean-Pierre Vanhee en Tom De Mette niet alleen een eigen bijdrage leverden maar ook een boeiende reeks auteurs warm maakten om hun ervaring met of visie op fascinerende Flam te delen met de buitenwereld. Onderweg krijg je heel wat filosofie mee en een brede kijk op tal van aspecten die de voorbije 50 jaar kenmerkten. Een blik achter universiteitsschermen of de vrijzinnigheid is daar een interessant automatisch neveneffect van. Het is duidelijk, Flam puurde het vrije denken uit, hij was kritisch voor eenzijdige invullingen ervan. Omdat op die manier het gevaar dreigt van een nieuwe vorm van dogmatisch geloof. Volgens Flam is de echte filosoof verwant met de ketter. De ketter wordt in zijn ware betekenis beschouwd als een ongehoorzame rebel, een valsmunter op spiritueel vlak. De filosoof is een denker, maar deelt met de ketters de opstandigheid tegen een onderdrukkende ideologie.
Zelf heb ik heel erg veel opgestoken over het bekijken van kunst via de tekst van de reeds hierboven vermelde Jan Van Den Brande en Jef Van Bellingen: ‘De verbeelding van het vrije denken: Bruegel-Spinoza-Flam’. Hun tekst is een soort eerbetoon aan de studie van de Franse filosoof Laurent Bove over de schilderijen van Bruegel. ‘We zien een voorstelling van ‘De kinderspelen’ en ontdekken toevallig dat Bruegel ook plezier heeft in het maken van zijn schilderij. Het is precies dat gevoel van “delectatio” (welbehagen, vermaak, genot) dat Bruegel weet op te roepen bij de toeschouwer. Want ook het kijken naar het schilderij is een vrije handeling die genoeg heeft aan zichzelf en hoe meer plezier we hieraan beleven, hoe meer ons vermogen tot contempleren en denken wordt verhoogd”.
Wat zou Flam trouwens zélf van dit boek hebben gevonden? Ongetwijfeld zou hij er als een wervelwind met een kritische marker doorheen gaan. Dat kan niet anders, Flam zou anders Flam niet zijn. Ja, je merkt het, ik ken hem ondertussen al min of meer. Maar evenzeer zou hij door bepaalde passages gecharmeerd zijn. Ook dat kenmerkte Flam. Hij was graag professor, de aandacht die hem met dit boek te beurt valt, had hem vast en zeker bekoord.
Zet u zélf in een hoek met deze uitgave en laat u niet storen. Put er troost uit, doe kennis op en heb er plezier aan. Laat u meevoeren in de wereld van Flam, hij probeerde het standpunt in te nemen van een individu dat iets van zijn of haar leven wil maken en zich daartoe niet wil laten leiden door wat anderen, dominante systemen of de geschiedenis voorschrijven. ‘Wie denkt, kan nooit een aanhanger zijn van een leer’. Maar een aanhanger van Leopold Flam zijn, dat lijkt me niet echt een probleem te zijn.