Mensenrechten Zijn Een Vorm Van Beschaving

Koert Debeuf

MENSENRECHTEN ZIJN EEN VORM VAN BESCHAVING
Koert Debeuf
Vanuit filosofisch oogpunt is het eerste artikel van de op 10 december 1948 in de Verenigde Naties goedgekeurde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens het interessantste: “Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld.” Wat is inherente waardigheid en wat zijn gelijke en onvervreemdbare rechten? Het zou interessant zijn om een historische archeologie van de woorden waardigheid en rechten te ondernemen. Wellicht zouden we ontdekken dat het woord waardigheid eerder uit een religieuze traditie komt. Het is ook een moeilijk definieerbaar begrip. Wat is waardigheid? En vanaf wanneer wordt iemands waardigheid geschonden? Net als de Amerikaanse pursuit of happiness is waardigheid niet afdwingbaar en krijgt dus hoogstens een plaats in preambules.
Sinds de codex van de Babylonische koning Hammurabi, opgesteld rond 1780 voor Christus, zijn rechten iets anders dan waardigheden. Rechten zijn afdwingbaar. Wie zijn oog verliest door toedoen van een ander, heeft het recht die ander ook een oog te ontnemen. Uit studies van stammen in de Amazone, leert René Girard dat weerwraak als meest primitieve vorm van recht pas eindigt als de familieleden of stamgenoten van het slachtoffer via een complex rechtssysteem genoegdoening krijgen voor hun verlies. Met andere woorden, pas wanneer het slachtofferen (le sacrifice) wordt overgedragen aan een rechtssysteem kan de spiraal van geweld (la violence) stoppen. Dat is het sleutelmoment waarop een streep getrokken wordt onder het primitieve en een start wordt gemaakt naar beschaving.
Wanneer een rechtssysteem zijn geloofwaardigheid verliest, wanneer rechten niet meer afdwingbaar blijken en een land in een situatie komt waar onrecht regeert, dan leidt dat tot onrust, protest, revolte en af en toe tot revolutie. Ik heb vijf jaar jaar in een regio gewoond waar revolutie heerste en heb moeten besluiten dat mensen verrassend goed om kunnen met armoede, zelfs diepe armoede. Ik zag ook hoe mensen zich neerleggen bij een klassenmaatschappij, waarbij een kleine groep het een stuk beter heeft dan de grote meerderheid. Maar waar mensen opstandig van worden, is een politiecorps dat ongestraft mensen kan folteren en doden. Of wanneer de rijksten te openlijk hun hebzucht etaleren en zich via corruptie nog meer verrijken. De zogenaamde Arabische lente kwam niet op gang om economische redenen, maar tegen jaren van ongestraft politiegeweld, tegen de arm der wet die boven de wet stond. Zo is de revolutie in Tunesië gestart door een verkoper van groenten en fruit die zijn kar door de politie zonder reden geconfisqueerd zag. In Egypte was al een jaar een Facebookcampagne bezig met de naam “Wij zijn allen Ahmed Said”. Said was in 2010 door de politie doodgeslagen omdat hij video’s van politiegeweld op het internet plaatste. De foto die zijn broer van zijn kapotte gezicht nam, werd een symbool voor de angst van elke Egyptenaar dat hij of zij op een dag, zomaar willekeurig, door de politie zou worden vermoord.

Oorlog versus repressie
Europeanen hebben veel begrip voor mensen die vluchten voor oorlog. Beelden op televisie van ravages aangericht door bommen in Homs, Syrië, of Sanaa, Yemen, roepen herinneringen op van een tijd die nog niet zo ver achter ons ligt. In bijna elk dorp in Europa staat er wel een moment voor een van de twee wereldoorlogen, en bijna elke familie heeft nog iemand die de Tweede Wereldoorlog zelf heeft meegemaakt. Bovendien zijn de littekens van die oorlog nog lang niet verdwenen. Familieleden die aan deze of gene kant van het conflict stonden, worden publiek verdedigd of zorgvuldig verzwegen. En 75 jaar na het einde van de laatste Europese burgeroorlog die een wereldoorlog werd, worden nog films gemaakt om ons te laten voelen hoe verschrikkelijk en heroïsch die oorlog wel was. Dat alles helpt Europeanen om met oorlogsvluchtelingen te sympathiseren. Bovendien is niet iedereen vergeten dat vele miljoenen Europeanen zelf zijn moeten vluchten.
Dat ligt blijkbaar anders voor mensen die repressieve regimes ontvluchten. Hoewel landen als Portugal, Spanje en Griekenland onder dictatuur leefden tot midden de jaren zeventig, en Centraal- en Oost-Europese landen tot einde jaren tachtig, lijken repressie, politiewillekeur en schijnprocessen niet of nauwelijks nog tot de collectieve herinnering te behoren. Mensen kunnen zich moeilijk inbeelden wat het is om te moeten leven in voortdurende angst en waakzaamheid. Dat mensen dergelijke situaties ontvluchten, wordt in Europa met minder begrip onthaald bij de bevolking en dus ook bij de overheid. Vluchtelingen voor repressieve regimes weten zelf dat hun kansen klein zijn om asiel te verkrijgen. Het maakt van de asielprocedure vaak een loterij.

Recht versus gunst
Dat brengt ons bij de vraag of mensenrechten onvervreemdbaar zijn, dan wel onderhevig aan de tijdsgeest? De Amerikaanse grondwet (all men are born equal) van 1787 en de Bill of Rights van 1791 gaven alle Amerikaanse burger fundamentele rechten, behalve als ze slaven waren of vrouwen. Het heeft bijna twee eeuwen geduurd voordat die discriminatie werd rechtgezet. Kort na de Franse revolutie beslisten de Haïtianen de Franse Verklaring van de Rechten van de Mens volgens de letter te volgen en riepen ze de onafhankelijkheid uit. Napoleon vond dat ze de mensenrechten fout begrepen en maakte die onafhankelijkheid snel ongedaan. Dat geldt ook in omgekeerde zin. De Franse mensenrechtenverklaring kwam tot stand na meer dan een eeuw religieuze intolerantie, harde censuur, willekeur van de overheid, handelsbelemmeringen en democratische leegte. De universele en de Europese mensenrechtenverklaringen kregen algemene goedkeuring vlak na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.
Het is net wanneer de herinnering aan de tijd van voor mensenrechtenverklaringen begint de vervagen, dat die rechten opnieuw in vraag worden gesteld. Dat is precies wat we vandaag zien gebeuren. Sinds de zogenaamde vluchtelingencrisis van 2015 vroegen sommigen zich luidop af of de Verklaring van de Rechten van de Mens niet wat gedateerd was? Meer bepaald werd opgeworpen of artikel 14 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dat zegt dat iedereen het recht heeft om asiel aan te vragen, wel nog haalbaar was in de huidige situatie? We zien ook dat doordat sommige Europese landen koppig weigeren om vluchtelingen op te nemen, asiel geen recht maar een gunst is geworden. Het hangt af van de goede wil van politieke leiders om tegen een deel van de bevolking in toch vluchtelingen het recht tot asiel toe te kennen.
Het gaat zelfs nog verder. Verschillende landen stuurden zonder veel procedure vluchtelingen terug naar gebieden waar zij gevaar lopen om gefolterd te worden, om slachtoffer te worden van willekeurig politiegeweld of van juridische schijnprocessen. Hiermee overtraden deze landen artikel 3 van de Europese mensenrechtenverklaring dat niemand onderhevig mag zijn aan foltering. Tegelijk stomen onze nationale voetbalploegen zich klaar voor de wereldbeker in Qatar, waarbij het steeds duidelijk was dat de infrastructuur zou gebouwd worden door slaven, die met duizenden zouden omkomen door het gebrek aan veiligheidsmaatregelen. En in België werkten volksvertegenwoordigers aan een preambule van de grondwet om te verduidelijken wat Belgische waarden zijn. Dit kwam neer op een poging om de vrijheid van religie, een van de grondrechten in de Belgische grondwet, in te perken.
Men kan stellen dat er een verschil is tussen het geloof in de onvervreemdbaarheid en universaliteit van mensenrechten aan de ene kant, en de toepassing ervan aan de andere kant. Is dat zo? Kan je vandaag schrijven dat “all men are born equal” en morgen je slaven bevelen gewoon verder te werken? Kan je “elke Belg is gelijk voor de wet” goedkeuren, en tegelijk tegen het stemrecht voor vrouwen zijn? Kan je mensenrechten onderschrijven en tegelijk rechters die deze rechten willen afdwingen “activistisch” noemen?

Wolven versus schapen
Een groot deel van het recht is eens gecreëerd als een afschrikkingsmiddel voor de wolven en een bescherming van de schapen. Zonder recht maken de wolven het leven van de schapen zuur. Waar in de natuur de wet van de sterkste geldt, beschermt het recht de zwaksten. Men zou kunnen stellen dat de geschiedenis van het recht een langzame evolutie is van groeiende bescherming van de zwaksten. Dat idee gaat natuurlijk in tegen het verlichtingsidee van Rousseau dat de oorsponkelijke mens goed is, of zelfs alles goed is, tot het in de handen van andere mensen komt. Voor Rousseau is de menselijke beschaving een vorm van corruptie van de goede menselijke natuur.
Ik geloof nogal stellig dat de realiteit omgekeerd is. Beschaving is net het kanaliseren van de destructieve eigenschappen van een deel van de bevolking. Meer beschaving brengt meer bescherming, en dus meer mensenrechten. Met beschaving bedoel ik geen lineaire vooruitgang in de geschiedenis. Met andere woorden, het is niet zo dat de 18de eeuw per definitie beschaafder was dan de 6de eeuw voor onze tijdsrekening. Toen de Perzische koning Cyrus de Grote in 539 Babylon veroverde, liet hij in een cylinder opschrijven dat hij vluchtelingen opnieuw naar huis had laten gaan, verwoeste tempels opnieuw had laten opbouwen en religieuze vrijheid opnieuw had laten afkondigen. Het was Cyrus die de Joden uit hun ballingschap in Babylon opnieuw naar Judea liet gaan, en de heropbouw van de tempel financierde. In 212 gaf de Romeinse keizer Caracalla Romeins burgerschap aan iedereen – mannen en vrouwen, maar niet de slaven – die binnen de grenzen van het Romeinse rijk woonde. Wat de redenen ook mogen zijn, het resultaat was het afschaffen van tweederangsburgers.
De geschiedenis is een heen-en-weerspel van opbouw en verval van beschavingen en van rechten. De hoogtepunten van beschavingen zijn interessant, maar ook de dieptepunten. Hoogtepunten gaan meestal samen met openheid, waarbij internationale handel, uitwisseling van ideeën, culturele en religieuze diversiteit als essentieel worden gezien. Bij dieptepunten worden muren opgetrokken, wordt de focus gelegd op de eigen identiteit, op exclusiviteit van rechten voor de eigen bevolking, of zelfs maar voor een deel ervan, en wordt wat daarbuiten staat als gevaarlijk gezien. Het is een proces dat ik in een recent boek “tribalisering” heb genoemd. Het is het tegenovergestelde proces van globalisering.
Wanneer samenlevingen of beschavingen tribaliseren, worden buiten-staanders geweerd. Zij worden niet meer gezien als een meerwaarde, maar als een gevaar. Wie die buitenstaanders, of vijanden, zijn, kan verschillen. Het kunnen mensen zijn van buitenaf, of mensen die al lang deel zijn van die samenleving, maar als potentiële verraders worden beschouwd. Tribalisering leidt uiteindelijk vaak tot oorlog en/of interne zuiveringen op basis van religie, overtuiging, kleur of afkomst. Hierbij worden deze buitenstaanders hun rechten ontnomen omdat ze – zo wordt verkondigd – de rechten van de eigen bevolking in gevaar brengen.
Mensenrechten versus eigen rechten
Dit is precies het discours dat we vandaag sterker zien worden. Buitenstaanders, vreemdelingen en vluchtelingen zijn niet welkom omdat ze de rechten van de eigen bevolking in gevaar zouden brengen. Vaak gaat het in dat discours over sociale rechten: recht op een woning, recht op een uitkering, recht op medische verzorging, recht op pensioen… Vluchtelingen worden gelukszoekers genoemd die onze eigen – door harde arbeid – opgebouwde sociale rechten komen uithollen. Ook het discours van de identiteit wordt sterker, met de waarschuwing dat vluchtelingen die identiteit in gevaar brengen.
Dit proces van tribalisering zien we ook terugkomen in de discussie over universele rechten van de mens. Die rechten, verklaard na een absoluut dieptepunt in de menselijke beschaving, worden nu opnieuw in vraag gesteld. Het feit dat die universele rechten door de Verenigde Naties, en dus (bijna) alle landen ter wereld werden onderschreven en later door een Europese verklaring werden versterkt, betekende een hoogtepunt in de menselijke beschaving. Ook al stond de uitvoering soms ver van de principes, beide verklaringen hebben het leven op aarde grondig veranderd en veel schapen van de wolven gered.
Daarom is het eigenlijk niet belangrijk een antwoord te vinden op de vraag of mensenrechten al dan niet onvervreemdbaar zijn. Volgens mij is het onmogelijk hierop een degelijk antwoord te vinden. De vraag is of we kunnen aanvaarden dat het hoogtepunt van onze beschaving, of we die nu Europees noemen of universeel, eigenlijk achter ons ligt en dat we op de terugkeer zijn. Vluchtelingen, buitenstaanders en vreemdelingen als mensen beschouwen die minder fundamentele rechten hebben, is een afslag nemen richting een nieuw dieptepunt. Het is een afslag die we, in naam van de beschaving, ten alle prijze moeten vermijden.