AGRESSIE REGRESSIE: OVER HET HARDNEKKIGE ANACHRONISME VAN POETINS DROOM- EN ANGSTBEELDEN

Georgios Tsagdis

(vertaald door Bart Buseyne )
Voor menigeen die in dit relaas is opgetreden, ging het leven vrijwel eender door, […] als waren de Duitsers niet zo dichtbij, aangezien een voor het ogenblik onder controle gehouden maar bestendige dreiging ons volkomen onverschillig laat als we er ons geen voorstelling van maken. Doorgaans verliezen mensen zich in hun pleziertjes zonder ooit te bedenken dat als de verzwakkende en matigende invloeden niet meer zouden spelen, de wildgroei van afgietseldiertjes […] van één kubieke millimeter zou overgaan in een miljoenvoudig grotere massa dan de zon, terzelfder tijd alle zuurstof, alle substanties vernietigend waar wij van leven; en dat er dan geen mensheid, geen dieren, geen aarde meer zouden zijn; of zonder eraan te denken dat een onherroepelijke, en zeer wel mogelijke catastrofe in de ether veroorzaakt kan worden door de onophoudelijke, frenetieke activiteit die schuilgaat achter de ogenschijnlijke onveranderlijkheid van de zon: zij houden zich bezig met hun zaken zonder te denken aan die beide werelden, de ene te klein, de andere te groot om er de kosmische, ons boven het hoofd hangende dreiging van op te merken.
Marcel Proust, De tijd hervonden

Schrijvend in de nasleep van WO I legt Marcel Proust de vinger op het immer aanwezige crisispotentieel zowel als de immer actieve vergeetachtigheid die ermee gepaard gaat. Tevens identificeert hij het vertakkingspunt van de crisis met het knooppunt dat de mens is – waarbij de ene tak de richting markeert van oorlog, en de andere van ‘kosmische dreigingen’. Een eeuw geleden, toen de wonden van de Grote Oorlog nog rauw waren, was Proust er niet alleen getuige van hoe men leert leven met een wonde, hoe snel men de kwetsing vergeet, nog vóór het trauma is geheeld, en zelfs nog voor het volledig is gevormd – want het verhaal ontvouwt zich in het heetst van het oorlogsbedrijf – maar uiteindelijk ook hoe de dreigende crisis nooit eenmalig is, in de ruimte noch in de tijd. Voor Proust hangt er meer dan één zwaard boven Damocles, wiens naam de eer en glorie (kleos) van het volk (demos) oproept.
De toekomst van de democratieën is vandaag in het geding. De complexiteit van de huidige crisissituatie doet versteld staan, precies in dezelfde mate waarin ze sust en kalmeert. Dit komt deels doordat een aantal crises zich in de afgelopen twintig jaar bij elkaar hebben opgestapeld en elkaar gingen versterken, wat ertoe geleid heeft dat er een soort van anesthesie is ingetreden met betrekking tot de duizelingwekkende politiek-economische complexiteit. Om enig inzicht te verwerven in de omstandigheden die het verschrikkelijk bloedvergieten in Oekraïne mogelijk hebben gemaakt, is een overzicht nodig van de meest in het oog springende componenten van deze complexiteit.
Toen de Verenigde Staten de oorlog verklaarden aan de terreur – en dit in de context van de snelle opkomst van China – kwam hun machtsmonopolie uit de jaren ‘90 onder druk te staan. Als een wereldwijd stuwende kracht van productie, constructie en handel, zocht de Chinese Volksrepubliek zijn economische gewicht om te zetten in diplomatiek, militair en geopolitiek overwicht – eerst regionaal en al snel mondiaal. Wat evenzeer meespeelde in de achtergrond, als het al werd opgemerkt: de heropleving van het Russische KGB-statisme, een imperiaal en kleptocratisch machtsproject dat de daad bij het woord voegt en werk maakt van een ideologie van fel antikapitalisme en anticommunisme, een traditionalistische overtuiging die inzet op de natie, de familie en de Kerk als tegenwicht tegen de nefaste invloed van individuele rechten en vrijheden, op persoonlijk of politiek vlak. Anders dan de aldoordringende paranoia van het Sovjetterreurregime, of de massale verpaupering die tijdens de instabiele jaren van Boris Jeltsins bewind optrad, liet het Rusland van Vladimir Poetin een leefwijze toe die een zekere mate van comfort, verzekerd door de globale stijging van olie- en gasprijzen, combineert met een zekere anonimiteit binnen het politieke lichaam, tenminste zolang men zich niet openlijk uitsprak tegen de ideologie en de praktijken van het regime.
Geïnformeerde en onderbouwde studies als Putin’s People (New York, Farrar, Strauss & Giroux, 2020) van Catherine Belton zijn van groot belang om een beeld te schetsen van een snelgroeiende staatsmacht die uitstekend geplaatst was om de reeks van politiek-economische crises die zich de afgelopen twee decennia hebben aangediend, te verhevigen en uit te buiten: de oorlogen in Afghanistan en Irak, de instorting van de vastgoed- en aandelenmarkten van kapitalistische democratieën, het conflict in Syrië en de vluchtelingencrisis, de Europese instabiliteit en beroering, de Brexit inbegrepen – om enkel de meest duidelijke te noemen.
De oorlog in Oekraïne – met zijn preludes in Georgië, in 2008, en in de Krim, in 2014 – zou niet mogelijk zijn geweest indien een aantal stukjes van de geopolitieke puzzel niet waren samengelegd en in elkaar gezet onder het voorwendsel van het management van crises. De opeenvolging van samenstellende crises zorgde ervoor dat democratieën overal ter wereld onbekwaam werden om verder te kijken dan de urgente problemen waarmee ze te kampen kregen. Dit alles is maar al te bekend, en wordt maar al te vaak over het hoofd gezien. Welk beeld de veiligheids- en inlichtingendiensten in de westerse democratieën zich op bepaalde momenten ook vormen, de publieke opinie blijft zalig onwetend over de strekking en het belang van Ruslands hoofdstrategie (en langetermijndoelstellingen) en over de wijdverbreidheid van zijn tactiek. Het publieke discours, en misschien het publiek zelf, is eenvoudigweg geschokt, om het gepleegde geweld vervolgens snel te vergeten. Nieuwe nieuwsfeiten – de arrestatie of defenestratie van een oligarch, de liquidatie van bedrijfsactiva of fusie van ondernemingen, een ‘speciale operatie’ – blijven vluchtige en losstaande items, waarvan de implicaties nooit tot een logica worden samengevoegd.

Midden in WO II schrijft Walter Benjamin: “De traditie van de onderdrukten leert ons dat de ‘noodtoestand’ waarin wij verkeren niet de uitzondering, maar de regel is. We moeten een geschiedenisbegrip ontwikkelen dat hiermee in overeenstemming is.” Daar zijn wij – die een dergelijk begrip nog het hardst nodig hebben – nog niet in gelukt: we zijn niet in staat om een denken en een publiek discours uit te werken omtrent de samenstelling van crises, en verschuilen ons achter de meest recente crisis om het samengestelde effect ervan te vergeten. Terwijl de democratie en het sociale weefsel uitrafelen, verzachten we de bestaande pijn met de pijnscheut van een nieuwe kwetsuur. We staan dan ook buiten de geschiedenis: elke nieuwe crisis dient zich los van de voorgaande aan. Poetin weet van deze loskoppeling van het Westen en de historische tijd – van het westerse onvermogen, dus, om in te treden in de geschiedenis – gebruik te maken om zijn droom te verwezenlijken en de geschiedenis terug te draaien.
Die droom is uiteraard een hersenschim, futiel en monsterlijk in de incongruentie van zijn constituerende delen. Wat Poetin de afgelopen twee decennia wilde uitbouwen, is een op de Sovjet-Unie geïnspireerd statelijk apparaat dat in het schuwen van het communisme de orthodoxie herstelt als belangrijkste controle-ideologie. Dit regime functioneert doorheen de welhaast feodale relaties die de trawanten onderling aangaan, en die best gedijen bij het internationale kapitalistische systeem, hoezeer dit laatste door het apparaat ook gecontesteerd mag worden.
De huidige escalatie van geweld is slechts de laatste, beter gezegd: laatst bijgewerkte stap. Die bestaat eenvoudigweg uit de internationalisering van de hersenschimmige werkelijkheid waarin Poetin gedurende de afgelopen twee decennia Rusland met succes heeft gedompeld. Nu is de tijd van Oekraïne gekomen. Het (kritische) punt is dat deze stap geen opportunistische daad van hebzucht of vergelding is, maar integraal deel uitmaakt van de imperialistische ideologie van het KGB-statisme. Het wordt vaak herhaald dat Poetin de ontbinding van de Sovjet-Unie als een historische ramp beschouwt. Wat nu Oekraïne is, deelt voor hem sinds de tijd van de vroegmiddeleeuwse Ruriken-dynastie wezenlijk in de lotsbestemming van de Russische natie. Vladimir Lenin onderkende per vergissing de autonomie van Oekraïne, al werd ze bedwongen door de sovjet-articulatie van macht en territorium die Rusland aan het hoofd plaatst van de verschillende sovjetrepublieken. Als zodanig bestond de ontbinding van de unie uit een reeks van amputaties.
De Krim vormde voor Poetin een bijzonder flagrante casus. De overdracht van het schiereiland, in 1954, van de Russische socialistische federatieve sovjetrepubliek naar de Oekraïense sovjetrepubliek, had de goedkeuring van Nikita Chroesjtsjov, en was enkel binnen het raamwerk van de sovjet toelaatbaar. De ratificatie van de transfer, daarentegen, waarmee het schiereiland – na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie – een permanent deelgebied werd van Oekraïne, vormde een ontoelaatbaar misdrijf. Vandaar dat de Krim altijd al eerst zou komen. Uiteraard was het geografische en dus economische belang van de Krim niet minder groot – belang dat ook speelde voor het Imperiale Rusland, evengoed als voor Byzantium en vroegere vorstendommen. Kort gezegd: de Krim was altijd Russisch omdat Rusland er eeuwenlang zijn zinnen op had gezet en de regio had gedomineerd.

Het vasteland van Oekraïne zou als tweede komen (of derde, vierde, al naargelang men telt). Deze escalatie van de agressie vertolkt niet zomaar een ageren van Poetins kant. Strikt genomen vormt het echter ook geen ‘act’ – het is veeleer de reactionaire poging om het tij dood te zeilen, om de tijd dood te zeilen. Het dictum dat Fredric Jameson, Slavoj Žižek, Mark Fisher en anderen vaak herhalen, namelijk: dat ‘het gemakkelijker is om zich een einde van de wereld te verbeelden dan een einde van het kapitalisme’, krijgt bij Moskou-apologeten als Aleksandr Doegin (een veeleer institutioneel dan organisch intellectueel) een eigen invulling. Het traditionalistische paradigma dat dit slag van propagandisten hanteert, is net zo antikapitalistisch als het is ingebed in het techno-kapitalisme. Het is getekend door dezelfde onopgeloste tegenspraak die o.a. de Bruin- en Zwarthemden van het Derde Rijk uiteendreef – een utopisch anachronisme dat een arcadisch pastoralisme nastreeft dat steunt op de hypertrofie van het militair-industriële complex.
De absorptie van Oekraïne in Ruslands sfeer had verschillende trajecten kunnen volgen en diverse vormen kunnen aannemen. Voor Poetin vormt de opname een wezenlijk element van de geopolitieke lotsbestemming van Rusland. Wat het Westen als staatssoevereiniteit afkondigt is voor Poetin niet meer dan een ideologeem dat vloekt met de lotsbestemming van de Russische natie. In het wereldbeeld van Poetin en de KGB is Rusland een wereldmacht, – sterker nog: is ‘Rusland’ de naam van een hele wereld op zichzelf. In deze optiek concretiseert het actuele oorlogsbedrijf in Oekraïne zowel een droom- als een angstbeeld.
Poetins protestbetuigingen tegen de westerse inmenging in de vermeende Russische machtssfeer zijn niet nieuw. Jeltsin kreeg van de Amerikaanse overheid onder Bill Clinton bij herhaling de verzekering dat de NAVO niet zou uitbreiden, of dit althans voorzichtig, geleidelijk en inclusief zou doen. Maar de gebeurtenissen waren zelfs Clinton te snel af. Jeltsin was gebelgd, maar hij had de Verenigde Staten nodig aan zijn zijde. Aan het eind van zijn eerste termijn als president, in 2007, liet Poetin deze verbolgenheid nog luider horen toen hij op de Veiligheidsconferentie in München aan de Russische grieven de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het antiballistische raketverdrag en de invasie in Irak toevoegde: initiatieven die werden gepercipieerd als directe uitdagingen aan het adres van de Russische wereld. Vijftien jaar later, aan de vooravond van de invasie in Oekraïne, droeg Poetin precies dezelfde rechtvaardiging aan: zijn ‘strategische operatie’ was geen oorlogsverrichting en geen offensief, maar eerder een noodwendige daad van afschrikking tegenover de westerse overname van deze wereld. De oorlog concretiseert terzelfdertijd Poetins anachronistisch droom- en angstbeeld: het vormt zowel een directe stap in de verwezenlijking van de imperialistische lotsbestemming van Rusland, als een proxyoorlog waarin Oekraïne slechts een codering is van de botsing van twee werelden over de bestemming van de geschiedenis.
In deze ‘bij volmacht’ gevoerde oorlog zijn een drietal zaken bijzonder zorgwekkend. Vooreerst is er de rol die China speelt. Het land profiteert van de uitvoer van materieel en andere benodigdheden voor de Russische oorlogsmachine en importeert ruwe grondstoffen tegen fractionele prijzen uit de geïsoleerde economie van Rusland. Bovendien – en dit is veel significanter – zet het een alternatief financieel stelsel op dat raakt aan het monopolie van financiële systemen die steunen op de Amerikaanse dollar. In Poetins contestatie van de status quo ziet China dus een gelegenheid om zich als supermacht te positioneren op een van de weinige terreinen waarop het nog achterophinkt op de Verenigde Staten: de financiële sector. Kwesties van legitimiteit, staatssoevereiniteit en mensenrechten zijn voor China niet minder irrelevant als voor Rusland.
Ten tweede blijft de rol die de Verenigde Staten, de Europese Unie, en het Verenigd Koninkrijk spelen, ambivalent. De sancties en de levering van militair materieel maken een duidelijk, maar beperkt, en vaak intern gecontesteerd verschil. Het is veelzeggend dat het verre van duidelijk is in hoeverre de gevestigde belangen en loyaliteiten van de politiek-economische elites van deze mogendheden tijdens het huidige conflict in het gedrang komen of in twijfel worden getrokken. In de afgelopen twee decennia zijn deze elites er van dichtbij getuige van geweest hoe de sequens van Poetins gewelddadige, antidemocratische, imperialistische droombeelden zich ontvouwde. De oorlog die vandaag wordt uitgevochten is niet meer dan de nieuwe episode van een wereldorde die zij reeds hebben onderschreven – of in de meest geprononceerde gevallen, van een orde die zelf het bestaan van deze elites onderschrijft en in stand blijft houden. Het stelt niet veel voor om onder druk van een geschokte publieke opinie, tijdelijk toe te geven. Terwijl iedereen de wederopbouw en de vergeetachtigheid tegemoetziet, blijven er voor Poetin achterpoorten open.
Even verontrustend als de politieke repercussies van het conflict, is – ten derde – de esthetische spektakularisering ervan. Al wat Jean Baudrillard destijds heeft geschreven over de eerste Golfoorlog, de aanslagen van 9/11 en zoveel andere radicale ervaringen van geweld rond de eeuwwisseling, is pertinenter dan ooit. De hyperrealiteit van het conflict – waarin supplementen zoals multidimensionale kaarten, diagrammen, beelden uit de echte wereld, simulaties en bijdragen van analisten en commentatoren ons een rijkere ontsluiting van het terrein bieden dan het inzicht waarop een Russische of Oekraïense soldaat, of zelfs officier steunt – zorgt immers niet voor een aankoppeling met, maar veeleer voor een loskoppeling van de realiteit van het conflict, i.e., van het rauwe geweld ervan. De (discreet-onscherpe) weergave van dode lichamen en andere coderingen van geweld ten spijt, sust en kalmeert de spektakularisering van de oorlog; het biedt een manier van vergeten.

Het bovenstaande schetst een hoogst onvolledig beeld van wat zich voor onze ogen lijkt af te spelen. Zo gaat deze tentatieve verheldering van het anachronisme van Poetins imperiale droom- en angstbeelden voorbij aan zowel de binnenlandse oppositie als de mislukkingen en instabiliteit van Poetins regime. Dit anachronisme geeft echter de doorslag, niet alleen omdat het de grote geopolitieke schaal bepaalt, maar ook omdat het doordringt tot in de kleinste aspecten van het Russische dagelijkse leven en ook het karakter en de karakteristieken van de Russische invasie in Oekraïne meebepaalt.
De verticale machtslijn waarlangs het KGB-statisme zich beweegt – en die naar Poetin verwijst als ‘Nummer Een’, of simpelweg met een gebaar van de hand naar het plafond – vertaalt zich in een hiërarchische, top-down bevelstructuur die in geval van oorlog vereist dat generaals in de frontlinie staan – en door sluipschutters worden neergelegd. Dit onzinnige, welhaast accidentele ‘offer’ lijkt verkieslijker dan een retour naar ‘Nummer Een’, verslagen. Groter kan het contrast niet zijn met de Oekraïense troepen, die na hun nederlaag in 2014 het ‘conceptuele element’ van hun oorlogsbenadering verschoven hebben naar wat bekend staat als ‘missiebevel’ (Auftragstaktik), dat vertrouwen stelt in ondergeschikten en hun ook manoeuvreerruimte laat. De gevolgen van deze benadering zijn in alle aspecten van het conflict merkbaar, maar allicht nergens duidelijker dan in het luchtruim: met technologie die drie tot vier decennia ouder is dan die van de Russische luchtmacht, en in aantal zwaar overtroffen, is de Oekraïense luchtmacht er met laagvliegende, tactisch-creatieve operationele vluchten in geslaagd om de controle over het luchtruim niet uit handen te geven – en bij het afweren van de eerste golf van de Russische invasie was dit een doorslaggevende factor. Nog nooit is de uitkomst van een conflict een zo betrouwbare indicator geweest voor de kracht van een politieke organisatie als in deze confrontatie tussen een democratie en een autarkie.

Het is inmiddels duidelijk: om de diepte van Poetins anachronisme te peilen, moet de maat worden genomen van elke crisis, zoals die de vorige overligt. Bij dit graafwerk stuit men niet alleen op de politieke calamiteiten waarnaar in het voorgaande werd verwezen, maar ook op al datgene wat vanouds als het extra-politieke geldt: van de meest recente pandemie tot de ecologische catastrofe in extenso. Poetins staat is gebouwd op de fossiele brandstoffen die als katalysator werken op deze catastrofe. Zijn actuele oorlogvoering richt alle energieën van deze staat – ettelijke miljarden dollars, duizenden verloren en miljoenen verwoeste levens – op het terminale vergeten van de planetaire dreigingen die ons raken.
Alsof de zesde extinctie niet imminent is, droomt Poetin van een rijk en is hij beducht voor de krachten die het bedreigen; of beter, zoals men zou kunnen concluderen: hij laat zich door dit droom- en angstbeeld leiden omdat de zesde massa-uitsterving al aan de gang is. Poetin heeft almaar geprofiteerd van de mechanismen van een kapitalisme dat hij afkeurt; het crisiskapitalisme, dat alle vormen van rampspoed uitbuit, waaronder vooreerst de ecologische rampen, bewijst hem de beste diensten. Zijn hartgrondig anachronisme ontwricht het aloude gezegde dat een oorlog geen winnaars kent: de oorlogen van de 21ste eeuw kennen geen verliezers, omdat alle verliezen verbleken bij het kolossale planetaire verlies dat ons in de ogen staart. Net zoals Poetin geen afstand kan doen van de macht, en als president niet kan aftreden zonder dat het staatsapparaat in elkaar valt – en zonder het leven van zichzelf, zijn familie, en zijn leger van trawanten in gevaar te brengen – is hij ertoe gedwongen om een nieuwe olie-oorlog te voeren die de impasse van zijn geopolitiek bestendigt. Meegesleept door de inertie van geweld, schuifelt hij elke dag wat dichter bij de instorting van de Russische staat, en schuifelen wij met hem dichter bij de ineenstorting van de planeet.