DE VAR ALS GOD!

Filip Joos
Hand of God

Het mooiste aan deze afbeelding is misschien nog wel de schaduw op de grond: het is die van de bal. Van die van de mens is geen spoor te vinden, ergo: dat de zwaartekracht tartende figuurtje is geen mens, maar (een) god, waar het licht zo doorheen straalt. Diego Maradona is de schepper van de beroemdste hand van God - jammer voor Michelangelo, die op het plafond van de Sixtijnse kapel is een zeer verdienstelijke tweede. Zeker is dat op deze planeet meer mensen Maradona’s doelpunt tegen de Engelsen feilloos zullen dateren dan het kunstwerk van de Italiaanse meester: de zomer van 1986, het bloedhete WK in Mexico. Voor de exacte datum heb ik Wikipedia nodig: 22 juni.

Dat is dé dag uit de rijke historie van het WK Voetbal - en misschien wel uit de geschiedenis van de sport tout court, dat hangt af van hoeveel belang je een wereldkampioenschap toekent. In een tijdsspanne van vier minuten vielen de twee meest tot de verbeelding sprekende doelpunten ooit gescoord op het toernooi. Twee keer Maradona, een keer met de hand van God, en een keer met Diens linkervoet, na een zinnenprikkelende dribbel.

Welnu, als de VAR toen al had bestaan, als in de schaduw van het Aztekenstadion een busje had gestaan met daarin drie assistent-scheidsrechters die op een beeldscherm de wedstrijd volgden, dan waren beide goals afgekeurd (en had Michelangelo zich alvast niet hoeven om te draaien in zijn graf).

Het eerste doelpunt, dat van de afbeelding, daar hoeft geen tekening bij: de VAR zou de ref ingefluisterd hebben dat Maradona de bal met de hand in doel tikte. 0-0 en geel voor de boosdoener erbovenop.

Met het tweede doelpunt, de dribbel van de eeuw, vier minuten later, is ogenschijnlijk niks mis - misschien dat enkel artsen er bezwaar tegen aantekenen, teveel schoonheid samengebald in een paar seconden, het syndroom van Stendahl ligt op de loer en is een gevaar voor hartpatiënten. Maar mocht diezelfde fase zich nu voordoen, anno 2022, zouden de Engelsen de ref belagen, hem met aandrang vragen om een VAR-check, en ongelijk kan je ze niet eens geven: net voor Maradona in balbezit komt en de wereld nog niet beseft wat er te gebeuren staat, wordt Glenn Hoddle onderuit geschoffeld door de Argentijn Batista. Een overtreding, wis en zeker.

Stel dat iemand ons tien jaar geleden had gevraagd of we een uitvinding wilden die Maradona’s iconische doelpunten tegen Engeland had geaborteerd, had het overgrote deel van de voetballiefhebbers tegen gestemd. Net omwille van de symbolische waarde van die goals, hun enorme aandeel ook in de mythevorming rond de Argentijn. Die doelpunten overstegen het voetbal, waren zelfs uitgesproken politiek, want een wraakoefening voor de Falkland-oorlog. Wat geen enkele Labour-politicus in die jaren voor mekaar kreeg, lukte Maradona in Mexico in één hand- en vele voetomdraaien: hij ontdeed Thatcher van haar harnas van oud ijzer, zette haar in haar blootje.

Natuurlijk zijn er tegenvoorbeelden ook. Vier dagen later al, in datzelfde gigantische stadion, spelen de Rode Duivels de halve finale tegen Argentinië. Maradona beslist de wedstrijd, met opnieuw twee onnavolgbare doelpunten. Maar bij een 0-0 stand wordt Danny Veyt door de buitenspelval geloodst. Hij kan alleen op doelman Pumpido af, maar wordt onterecht afgevlagd - een blunder van de lijnrechter, Veyt vertrekt meer dan een meter onside. Vraag aan de Belgische voetballiefhebbers of ze liever hadden gehad dat die wedstrijd met VAR was gespeeld en allemaal zeggen ze ja. Ik ook, in een impuls.

Het punt is: je kan niet beide hebben. Zelf verkies ik een wereld waarin het kan voorvallen dat Maradona’s doelpunten niet worden afgekeurd en Danny Veyts run wel wordt afgevlagd, boven een waarin die drie fases met de hulp van de VAR correct worden beoordeeld.

De VAR is een teken des tijds, een instrument voor een maatschappij waarin controle het hoogste goed is, waar mensen zich tegen alle onheil willen indekken, een verzekerd bestaan willen leiden. Maar net die verzuchting onttrekt ook menselijkheid aan het leven. En aan de sport. Met de VAR wordt voetbal er ogenschijnlijk rechtvaardiger op, maar dat gebeurt niet zonder Faustiaans pact: door haar ziel aan een machine te verkopen in een onhaalbaar streven naar de volmaakte arbitrage, levert de sport ook veel van haar charme in.

Een machine, ja. De VAR is nu nog half mensenwerk, van een ref en twee assistenten die voor een beeldscherm de wedstrijd volgen en uitvlooien op onregelmatigheden, maar de weg naar volledige automatisering ligt open: in de nabije toekomst zullen databanken worden aangelegd met tienduizenden handsballen, gele en rode kaarten, schwalbes en ga zo maar door, en zal wat op het veld gebeurt door een alziend oog in een algoritme worden gepropt. Elke overtreding krijgt dan een barcode, tot meerdere eer en glorie van de uniformiteit - ‘Iedereen gelijk voor de wet!’, een slogan die goed bekt, maar in de wereld van misdaad en straf net niet gebruikt wordt: anders konden we net zo goed de rechtbanken opdoeken.

Altijd wordt ook de economie erbij gehaald, een juxtapositie waar ik van huiver: ‘Er gaat zoveel geld in het voetbal om, dan moeten de beslissingen perfect zijn!’ Daarom ook worden, in de slipstream van de VAR, kleine reglementswijzigingen aangebracht, haast ongemerkt, om het toeval weg te schrapen. Meer dan honderd jaar lang was de ref een dood voorwerp: botste de bal tegen hem aan en caprioleerde die zo tot bij een tegenstander, werd er gewoon door gevoetbald. Sinds een drietal jaar is dat niet meer het geval: het spel wordt stilgelegd, de scheidsrechter excuseert zich, en geeft de bal terug aan de ploeg die in balbezit was. Wie daar baat bij heeft? Het team dat het meest de bal heeft. De rijke club dus. De ploeg die puur op statistieken altijd de match zou winnen ‒ toeval is de grootste vijand van logica, en de topteams willen dat de logica van de markt zegeviert: wij investeren veel centen, dus wij willen winnen.

De puissant rijke clubs zijn erin geslaagd om angst voor het onvoorspelbare in het voetbal te injecteren, een gotspe voor de sport ‒ die net de populairste op aarde is omdat de kans er groter is dan in andere sporten dat een minder goede ploeg er van een beter team kan winnen.

Ook de VAR heeft eenzelfde effect: wie meer in het strafschopgebied van de vijand vertoeft, wie dat dankzij een geweldige coach en een verzameling supervedetten kan bewerkstelligen, ziet zijn kansen op een strafschop gevoelig toenemen als de vaak overijverige videoref elk plaatje gaat analyseren. Je kan je de vraag stellen of dat wel zo rechtvaardig is, de al minieme kansen van een minder team nog wat verder reduceren?

‘We zijn een VAR-gevoelig ploegje,’ sprak ADO coach Alfons Groenendijk ergens in 2017, meteen na de invoering van de videoref. Hij doelde op een speelstijl op het randje, op zijn routiniers die wel eens geniepig durfden te zijn, mannen met métier die alles uit de kast haalden om een wedstrijd te winnen. Ook die teams maken voetbal tot wat het is. Ze zorgen voor ergernis bij de tegenstander, zeker, maar ook die emotie heeft haar plaats in een stadion ‒ zolang ze tenminste aan mensenwerk gelinkt is, ergernis om de vijf minuten die de videoref nodig heeft om tot een beslissing te komen, die is een pak minder fijn.

Heus, cleaner is niet altijd beter. Want cleaner betekent haast altijd ook killer. We kennen allemaal huizen waarvan de bewoners niet meteen de grootste opruimers zijn, waar speelgoed rondslingert, waar de stoelen en de tafel niet bij elkaar passen, waar je blootsvoets wel eens op een spijker kunt trappen die zijn rol van parketdichter niet meer zo nauw neemt. Maar waar je op elke vierkante centimeter het leven voelt, ook al is dat misschien letterlijk een vlo die springerig op zoek is naar de huiskat. En dan heb je de spic en span woningen, waar alles glimt, van keukenaanrecht tot jacuzzi, waar een godsvermogen aan poetsproducten wordt gespendeerd en waar de poes des huizes een niet ruivende designer naaktkat is van duizenden euro’s. In dat eerste huis wil je wonen, in dat tweede grijpt de kilte je om het hart.

Exact dat is de VAR: een temperatuurkiller. Emoties worden weggefilterd, juichen na een doelpunt moet altijd onder voorbehoud, het momentum van een wedstrijd wordt verstoord, en de rol en status van de scheidsrechter op het veld worden uitgekleed: een voetbalmatch in goede banen leiden op emotionele intelligentie is veel moeilijker geworden, persoonlijkheid tonen ook ‒ uiterst kortzichtig zijn ze, de coaches die klagen dat de refs vroeger beter waren, meer, excusez le mot, kloten aan hun lijf hadden. De vergelijking houdt geen steek, Marcel Van Langenhove kon in de jaren tachtig een wedstrijd fluiten op gevoel, scheidsrechters van nu worden door de grootste gemene deler gehaald, worden soms gedwongen strafschoppen te fluiten waar volgens de letter van de wet geen speld tussen te krijgen is, maar die vloeken met het buikgevoel van iedereen die de sport begrijpt. En voelt. Voelen doe je met je lijf, in de arena, tussen het strijdgewoel. Voor een wand vol schermen, honderd kilometer van het stadion verwijderd, voel je niks.

En dan zwijgen we nog over de lijnrechters, die zijn helemaal hun hobby kwijt. De roes van het juiste vlagsignaal bij buitenspel wordt hen door de VAR ontnomen. Wachten is het devies, pas als de fase voorbij is, is het hen geoorloofd te tonen dat ze het eigenlijk wel wisten. Iedere keer weer ontbranden spelers en publiek dan in woede: ‘Had je die vlag niet wat vroeger in de lucht kunnen steken!?’ Ja, natuurlijk had hij vroeger willen vlaggen, maar hij mag niet, moet wachten tot de aanval is afgebroken, of, in geval van een doelpunt op het scherpst van de buitenspelsnee, op het gepriegel met passer en driehoek in de VAR-room. De sportmaaltijd van een lijnrechter voor de wedstrijd? Vijgen. Geplukt na Pasen.

De VAR onttrekt een flinke dosis charme aan een voetbalwedstrijd. Charme die ik niet wil opofferen op het altaar van (in flink wat gevallen ook nog eens vermeende) rechtvaardigheid. Maar een weg terug is er niet. De maatschappij evolueert nu eenmaal in de richting van Big Brother, er is geen houden meer aan, en bovendien spinnen er ook nog eens veel te veel mensen garen bij: zonder VAR zouden de werkloosheidscijfers dieprood kleuren. 

‘You guys were so preoccupied with whether you could, you didn't stop to think if you should,’ zegt dokter Ian Malcolm (het personage van Jeff Goldblum) in Jurassic Park, tegen de wetenschappers die de dinosaurussen weer tot leven hebben gewekt. Exact zo is het met de VAR gegaan. We kunnen het, dus we doen het. Maar even nadenken over de gevolgen, op een dieper niveau dan het onmiddellijk zichtbare gewin aan juist beoordeelde fases, was er niet bij. 

Het voetbal is met de VAR de weg richting artificiële intelligentie ingeslagen. Waar die opdoemt, verdwijnt emotionele intelligentie, AI en EQ zijn communicerende vaten. Net omdat emotie, op het veld en in de tribunes, de allerbelangrijkste factor is in het voetbal, is de VAR een bedreiging voor de sport.

Als we nog eens een raket de ruimte insturen met daarin objecten om buitenaards leven duidelijk te maken wie en wat we zijn, wat ons mens maakt, moet die afbeelding van het begin van het stuk mee. We zijn klein, we proberen hoog te reiken, we spelen graag (vals als het moet), we doen er alles aan om onszelf te verbeteren, ook als we daarvoor de boel moeten belazeren, we zijn Icarus en we kennen daar de schaduwzijde van: een leven in verval als we weer neerkomen, de hel op aarde. Ecce Diego, ecce homo. Deus in het diepst van zijn gedachten. En soms zelfs in zijn daden.

De VAR steekt daar heel erg bleek bij af, is slechts een verzameling eentjes en nulletjes − de kans is groot dat ze dat daar al kennen, ergens in het derde melkwegstelsel.