FILOSOFIE IN RUSLAND

Ekaterina Shashlova

(vertaald door Jonas Vanbrabant)

De oorlog begonnen op 24 februari 2022 stelde het leger, de politie en de onderwijsinstellingen voor de centrale vraag, hoe onder de Russen een verrader van een patriot te onderscheiden? In het domein van de filosofie ontwikkelt het ‘patriottische’ discours zich synchroon met het politieke discours. De filosofie, als geheel van ideologische uitingen, bevond zich in dat opzicht in het epicentrum van de politieke gebeurtenissen. Wat heet Russische filosofie? Filosofie in Rusland is niet enkel Russische filosofie, dat zijn twee verschillende concepten. Als de filosofie in Rusland het geheel is van instituties, onderwijzers, onderzoekers en hun publicaties, werpt de notie ‘Russische filosofie’ meerdere discutabele vragen op.
Welnu, wat kan worden beschouwd als Russische filosofie? Zij vormt geen homogene school of traditie. Russische filosofie is de naam die wordt gegeven aan de filosofie van verschillende periodes van de Russische geschiedenis: aan de academische filosofie van de universiteiten van het Keizerrijk Rusland, van voor de revolutie van 1917; aan de Russische religieuze filosofie van de 19e en begin 20e eeuw; aan de Russische filosofie in het buitenland, van filosofen die na de Oktoberrevolutie zijn geëmigreerd; aan de filosofie binnen de academische instellingen van de Sovjet-Unie; alsook aan de post-Sovjetfilosofie.

Deze algemene classificatie van wat we ‘Russische filosofie’ kunnen noemen, demonstreert een belangrijk feit: dat de transformaties in het Russische staatsbestel twee zaken radicaal mede veranderen. Enerzijds de institutionele structuren van de filosofie (universiteiten, instellingen voor hoger onderwijs, wetenschappelijke disciplines, de classificatie van wetenschapsgebieden, de structuur van de disciplines etc.), en anderzijds de inhoud van de filosofie (het onderwerp ‘Rusland’ in de sociale en filosofische studies, de wetenschappelijke dialectiek en de kritiek op de burgerlijke filosofie in de USSR, de ontwikkeling van de fenomenologie, de analytische filosofie en de methodologische diversiteit in het post-Sovjet-Rusland). Wat zegt ons dit verband tussen de politieke en de filosofische veranderingen? Dat de filosofie geen van de politiek autonoom domein is, evenmin dat de filosofie identiek is aan de ideologie. Dit verband zegt dat de filosofie deel uitmaakt van de politieke en culturele wereld, en als ‘symbolisch universum’ (in de terminologie van Berger en Lukman) de sociale orde legitimeert via de individuele biografie van de filosoof en de overdracht van zijn ideeën aan zijn studenten.
Van menig representant van de hedendaagse academische filosofie in Rusland vertoont de professionele levensloop een formele transformatie op vlak van de onderzoeksthema’s: van kritiek op de burgerlijke filosofie van de Sovjetperiode naar onderzoek omtrent filosofische tradities (bijvoorbeeld fenomenologie, Frans (post)structuralisme, etc.). Binnen deze loopbanen is de geschiedenis van de filosofie als genre de waardevolste vorm van onderzoek; vervang in onze post-Sovjet tijd het woord ‘burgerlijk’ door ‘buitenlands’, ‘westers’, ‘Frans’, ‘Duits’ etc., en het onderzoek van de voorgaande jaren wordt geactualiseerd… Maar er bestaan ook filosofische biografieën van een ander type, van academici bij wie het onderwerp en het concept van de filosofie zelf getransformeerd zijn: van de studie van Marx volgens Sovjetcanons naar het idee van Rusland en zijn bijzondere plaats in de geschiedenis van de mensheid, of van de apologie van de marxistische visie op de filosofiegeschiedenis naar de ontkenning dat enkel dit ene paradigma mogelijk is.
De Sovjetdialectiek, door Guy Planty-Bonjour “Sovjetontologie [ontologie soviétique]” genoemd, heeft onmiddellijk na de institutionele veranderingen volgend op de instorting van de USSR zijn autoriteit verloren: de departementen voor dialectisch materialisme werden herdoopt tot departementen voor wetenschapsfilosofie of kennistheorie, en de handboeken van die kennis-theorie zijn qua methodologie pluralistisch geworden. Bijvoorbeeld, het logisch empirisme werd niet langer omschreven als foutief, maar beschouwd als een fase van het positivisme. De handboeken wetenschapsfilosofie werden aangevuld met het methodologisch anarchisme van Paul Feyerabend, benadrukkend dat uiteindelijk eender wat is toegestaan: anything goes.
Dit verband tussen de Sovjetideologie en filosofie in de 20e eeuw heeft het beeld van de filosofie en haar definitie aangetast: de heersende mening luidt dat de filosofie een wereldbeeld of leefwijze is, maar geen echte wetenschap die ernstig moet worden genomen. En die ‘mening’ is begrijpelijk: terwijl het filosofische ethos als leefwijze subjectief, ondiscutabel en evaluatief is, en met andere woorden geen argumentatie vereist, is de filosofie als wetenschap intersubjectief en collectief, een argumentatie en verdediging van standpunten vereisend. Door argumentatie af te wijzen, kan het arbitraire discours bestaan zonder zichzelf te moeten rechtvaardigen… Als wetenschap is de filosofie in Rusland niet erg in trek onder filosofen, die de voorkeur geven aan een genre dat dichter bij literatuur staat. De Sovjetfilosofie pretendeerde overigens wel een wetenschap te zijn, maar beweerde zij niet dat enkel de dialectische methode wetenschappelijk kan zijn? Het lijkt erop dat de filosofie in Rusland zich voornamelijk richting het ideaal van wetenschappelijke kennis begon te bewegen in de periode toen Duitse geleerden onderwezen aan de universiteiten nabij de grenzen van het Russische Rijk.

Om de inhoud van de filosofiecursussen aan de hedendaagse Russische universiteiten te beschrijven, is het noodzakelijk om in grote lijnen de verschillende instellingen voor hoger onderwijs te classificeren. Naar mijn mening is de classificatie van de wetenschappelijke praktijken zoals voorgesteld door de wetenschapssocioloog Mikhail Sokolov samen met de rechtssocioloog Kirill Titaev uitstekend toepasbaar op de filosofie. In die optiek kan de wetenschap in Rusland worden opgedeeld in drie categorieën, namelijk de hoofdstedelijke, de provinciale en de inheemse. In de universiteiten van de hoofdstad, die de grootste autoriteit hebben, zijn de departementen gespeciali-seerd in een voortdurende dialoog met buitenlandse universiteiten. De provinciale universiteiten streven naar de status van de universiteiten van de hoofdstad en kopiëren hun praktijken. De inheemse universiteiten zijn geïsoleerd, maar zien, in tegenstelling tot de provinciale universiteiten, hun isolement niet als een nadeel. Uit dit isolement komt een diversiteit aan filosofische scholen voort die eigenlijk geen filosofische scholen zijn, maar wel die naam dragen. Zo’n filosofische school kan vernoemd zijn naar zijn departementshoofd of decaan, of ook wel naar een geografische aanduiding.
Zodoende beschikt Rusland, op basis van dit geografisch principe, over een reeks regionale associaties. Elk van deze regionale scholen brengt filosofisch onderzoek samen dat sterk verschilt qua methode en onderwerp. Dat wil zeggen dat er geen school als dusdanig is, maar louter een professor en zijn gediplomeerde studenten. De grotere associaties kunnen onderzoekers uit geheel verschillende domeinen omvatten (bijvoorbeeld filosofie van de religie en kennis-theorie), die in werkelijkheid dus slechts verenigd zijn door een departement of een gezamenlijk decaan. De vertegenwoordigers van de inheemse filosofie neigen ernaar om hun onderzoek voor te stellen als origineel en competitief, precies omwille van hun ‘originaliteit’ en ‘particulariteit’… Inheemse onderzoekers hoeven hun argumenten niet te staven, want hun filosofie is een wijsheid die enkel wordt begrepen door de auteurs van die theorieën. En het zijn de inheemse universiteiten en departementen, het zijn de inheemse filosofische scholen die in Rusland de meerderheid van de universiteiten uitmaken. Het is de inheemse wetenschap die Sokolov en Titaev terecht associëren met Aleksandr Doegin, die het idee concipieert van de superioriteit van de nieuwe Russische filosofie tegenover de westerse filosofie. Wie Doegin beschouwt als vertegenwoordiger van de moderne Russische filosofie, trapt dus in de val van de inheemse wetenschap, die opgesloten zit in het idee van haar eigen grenzen. Gelukkig bestaan in Rusland veel gerenommeerde universitaire filosofen die bijvoorbeeld de mogelijke verdere ontwikkeling van de fenomenologie blootleggen, of van de analytische filosofie, van de methodes van de geschiedenis van de filosofie, van de moderne kritische theorie etc., waarvan ze zelf het voorbeeld zijn.
Ook een ander feit lijkt me belangrijk: dat in de Russische universiteiten een zeer groot aantal filosofieprofessoren praktisch al hun werktijd besteden aan onderwijzen, ook van de verplichte filosofiecursussen in de niet-filosofische departementen. Sommige onderwijzers spenderen hun hele professionele leven in niet-gespecialiseerde departementen, bijvoorbeeld in de geschiedenis of de sociale wetenschappen, filosofie onderwijzend aan universiteiten die geen zelfstandig departement voor filosofie hebben. Deze professor – die lesgeeft volgens een standaardprogramma (kopieën van sovjet-handboeken waar het woord ‘burgerlijk’ werd vervangen door ‘westers’) en seminaries inricht waarin studenten de inhoud van hun handboek herhalen – heeft noch de motivatie, noch de geschikte omgeving om binnen de filosofie een eigen standpunt te ontwikkelen. Deze onderwijzer zoekt geen methodologie, verklaart niet de inhoud van concepten in functie van de hedendaagse debatten, maar stelt zich tevreden met op scholastieke wijze encyclopediedilemma’s te reproduceren. Algemeen bestaat hun universitair werk uit loutere aanvulling op hun onderwijs, ondankbaar en onbezoldigd werk dat volstaat om aan de criteria van docent te voldoen; wetenschappelijk onderzoek wordt gezien als een extra belasting. Aan het bedrijven van wetenschap komen deze professoren dus moeilijk toe.
Dit soort onderwijzers van inheemse universiteiten maakt het grootste deel van de Russische filosofen uit. Dit gevoel en deze ervaring van inheems te zijn gaan samen met de particulariteit van de Russische filosofie, als grote maar regionale traditie. Helaas wordt de Russische filosofie hier soms mee vereenzelvigd, met een filosofie waarvan het belangrijkste onderwerp Rusland en zijn plaats in de geschiedenis is.

Een interessant geval is dat thans in Rusland de geschiedenis van de filosofie wordt onderwezen in de vorm van twee delen: de geschiedenis van de buitenlandse filosofie en de geschiedenis van de Russische filosofie. Deze opdeling bewaart het Sovjetbeeld van enerzijds burgerlijke filosofie en anderzijds vaderlandse filosofie, die strijdt tegen de gebreken en fouten van westers onderzoek. Volgens mij is het veel belangrijker om de 19e en begin 20e eeuw te presenteren als een ambigue periode. Aan de ene kant is er de ontwikkeling van de academische filosofie in Rusland, onderwezen sinds het einde van de 18e eeuw tot aan de revolutie van 1917 in de vorm van onder andere Russisch kantianisme, contact en toenadering tussen Russische en Europese professoren en het weten-schappelijk tijdschrift Logos (1910-1914), dat artikels publiceerde van Rickert, Windelband, Husserl et cetera. Deze en ook andere feiten tonen dat de Russische filosofie in die tijd niet louter het Europese denken heeft waargenomen, maar dat Russische filosofen actief hebben deelgenomen aan culturele en filosofische Europese dialogen. Aan de andere kant was er zeker de Russische religieuze filosofie (bijvoorbeeld Soloviev, Lossky en Berdyaev), die ook voor Westerse onderzoekers belangwekkend was. Het onderwijs van de geschiedenis van de filosofie vanuit het standpunt van Europese en Russische onderzoekers is de volledigeste omschrijving van de 19e- en begin-20e-eeuwse filosofie in Rusland.
Indien men naar Russische filosofie verwijst als filosofie over Rusland, kunnen we meerdere stadia onderscheiden: (1) de 19e en begin 20e eeuw, de sociale en politieke meningen van Russische publicisten (inclusief Dostojewski, die vaak wordt aangehaald bij de vraag naar de specificiteit van de Russische filosofie); (2) na de revolutie van 1917, de Russische filosofie in het buitenland, de analyse en de poging om de toekomst van Sovjet-Rusland te voorzien, de poging om de Russische religieuze filosofie te bewaren in academische instituties opgericht in Europa; en tenslotte (3) de renaissance van het onderwerp Rusland na de instorting van de USSR. (Merk op dat deze filosofie over Rusland niet gelijk is aan de Russische religieuze filosofie, die soms wordt opgevat als een traditionele vorm daarvan.) De filosofie over Rusland is een sociaal-politieke kwestie die verband houdt met het politieke tijdperk. Haar inhoud is een reactie op politieke omwentelingen, erop gericht om confessionele of politieke beslissingen te rechtvaardigen, zie bijvoorbeeld ook alternatieve politieke ideologen zoals diegenen van de conservatieve revolutie. Lenin en Stalin zijn ook auteurs van filosofische teksten. En op de sleutelmomenten van de Russische geschiedenis wordt deze filosofie over Rusland een middel om de staatsideologie te reguleren.
Russische filosofie, in de zin van filosofie over Rusland, bestaat niet in de betekenis van een apart filosofisch domein of type filosofie. Russische filosofie over Rusland is een politieke reflectie die gebruikmaakt van terminologie als ‘cultuur’, ‘spiritualiteit’, ‘beschaving’. Deze terminologie werd oorspronkelijk gebruikt door Duitse filosofen – vertegenwoordigers van de cultuurweten-schappen, het neokantianisme en de 19e-, begin-20e-eeuwse levensfilosofie – om de Duitse cultuur te verdedigen en rechtvaardigen (Ringer). De filosofie over Rusland hanteert dergelijk discours met hetzelfde doel.
Binnen de filosofie is de naam ‘Russisch’ zelf van een heel andere strekking dan ‘Frans’ of ‘Duits’. Zoals Vincent Descombes bijvoorbeeld schreef, is de Franse filosofie een filosofie geschreven in het Frans, en ze begint met het antwoord van Descartes aan Montaigne in het Frans. De Russische filosofie is evenwel een apologie van de Russische cultuur in al haar verschillende definities. Deze extreem brede en ondefinieerbare notie staat ons toe om niet alleen wat in het Russisch is geschreven Russische filosofie te noemen, maar ook de literatuur, de politieke manifesten of de collectieve brieven waarin de verraders van Rusland aan de kaak worden gesteld.

Na de instorting van de USSR werd gedurende 20 jaar, over de generaties heen, het beeld overgebracht van de geleerde filosoof georiënteerd op internationale dialoog en de inclusie van mondiale filosofische stromingen; parallel aangevuld met het beeld van de ‘vijand binnenin’, want de waarden van de intersubjectieve wetenschap mochten niet zonder meer, niet zonder conflict de ‘traditionele’ waarden van leugen en corruptie aanvullen. Na december 2011 – na de eerste grote protestactie tegen de resultaten van de parlementsverkiezingen en de onwettige verkiezing van Poetin voor een derde presidentieel mandaat in maart 2012 als gevolg van een grondwetswijziging zonder referendum – vormde zich in toenemende mate het discours over een ‘vijfde colonne’ (‘vijand binnenin’), een discours dat zich na deze politieke processen nog verder verbreidde. Deze notie omvat al diegenen die de globale wetenschap als een model voor de hedendaagse Russische instituties opvatten, al diegenen die zich beroepen op de waarden van de wetenschap en zich bevinden in de paradigma’s die traditioneel als ‘westers’ gelden. De beschuldigende brieven van de ‘wetenschappelijke patriotten’, verschenen in 2022, wijzen bijvoorbeeld reeds op het vijandig karakter van de analytische filosofie: ten eerste als potentiële kritiek op de metafysica en de vrije stijl in filosofische teksten, en ten tweede als zijnde filosofie van de meest ‘vijandelijke’ staten, namelijk de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Richard Rorty stelde in de Russische editie van zijn Philosophy and the Mirror of Nature (1997) ironisch dat, aangezien Rusland niets verloren had en gedurende de Sovjetperiode niet middenin de debatten van de analytische filosofieën stond, het land meteen kon beginnen met de resultaten van die debatten te exploreren. Strikt gesproken vergiste Rorty zich. Het is net omdat Rusland was uitgesloten van een volwaardige communicatie met filosofen uit alle richtingen, en niet zomaar van de analytische filosofie, dat de wetenschappelijke scholen een probleem hebben; ofwel zijn ze zo gering in aantal dat we de vertegenwoordigers van de gezaghebbende instituten en tijdschriften op de vingers van één hand kunnen tellen. Het is net omwille van dit isolement dat de dialoog en de discussie binnen de wetenschappelijke wereld niet normatief geïntegreerd zijn in de Russische universitaire gemeenschap. Dialoog met de wetenschappelijke gemeenschap is geen noodzakelijk element in de academische levensloop van iemand die vandaag in Rusland besluit om zich te wijden aan de universitaire wereld.
Maar het belangrijkste argument ter illustratie van dit isolement is het totale onbegrip en de onwetendheid onder Westerse onderzoekers van wat Russische filosofie heet en wat filosofie in Rusland is. Wat nu eigenlijk onderwezen wordt in Rusland? Ondanks gigantische inspanningen van ge-renommeerde Russische geleerden wordt deze vraag nog vaak gesteld, natuurlijk precies omdat Rusland academisch nog steeds geïsoleerd is, en nu nog meer.

Op dit moment is obscure, zogenaamde aesopische taal het dominante middel om gedachten uit te drukken. In deze tijden van censuur wordt dit nog versterkt. De Russische gewoonte om aesopische taal te hanteren in de metaforen en allusies van filosofische teksten is naar gevoel een ambigue behoefte. De functie van deze taal is niet om filosofische uitspraken op te helderen, maar om altijd de omgekeerde interpretatie van wat gezegd wordt open te houden. Is dat niet de reden waarom de meeste, in Rusland gepubliceerde filosofische teksten niet duidelijk zijn? Het discours van de publiekelijk beschuldigende brieven is evenwel veel duidelijker, want men verlangt straf, bloed en spektakel. Sinds begin 2022 zijn meerdere beschuldigende brieven verschenen tégen bepaalde Russische filosofen, omtrent het schandaal van de benoeming van de directeur van het Instituut voor Filosofie van de Russische Academie van Wetenschappen. Deze brieven bekritiseren de filosofen voor hun ‘niet-patriottisch’ onderzoek. In de Russische filosofie worden hieronder thans studies begrepen die uitgaan van de methodes van de westerse filosofie en die Rusland beschouwen als deel van Europa, die de Russische cultuur in eenheid zien met de Europese. In deze aanklachten worden de kwalitatiefste hedendaagse Russische onderzoeken bestempeld als verraad.
Filosofische discours verschillen. Sommige discours zijn georiënteerd op de politiek en de praktijk: filosofische oordelen over specifieke manifestaties van macht, evaluatieve oordelen over morele keuzes. Andere discours staan los van de geschiedenis en zoeken een logische coherentie, een ideaal statuut. Maar als filosofisch discours zijn beide enkel mogelijk onder omstandigheden van vrije discussie en eerlijke argumentatie, in een debat waar elke deelnemer zijn waardigheid heeft. Volgens mij heeft zelfs een zuiver discours politieke of ethische doelen, namelijk het beschrijven van de grenzen van morele normen of van de mogelijkheid van morele zelfbeschikking. Alle benaderingen van ethici, metafysici en logici hebben echter geen enkele zin als bepaalde deelnemers ontdaan zijn van hun waardigheid, als in het wereldbeeld van de filosoof sommigen beter en anderen slechter zijn, als sommigen het recht op leven hebben terwijl anderen daarvan verstoken moeten blijven. Een filosoof die zijn opponent vernietigt is geen filosoof, want het filosofisch discours is onmogelijk zonder dergelijke condities. De filosoof die moord rechtvaardigt, berooft zichzelf van de grond onder zijn eigen voeten: in het vermoorden van de ander blijft de filosoof alleen, zonder waardegevoel. Waarden bestaan slechts daar waar een ander is. En als het filosofisch discours in het Rusland van vandaag slechts mogelijk is door de ander van zijn waardigheid te ontdoen, dan wijst dit enerzijds op een lange pauze in het publieke filosofische discours, en anderzijds op de kritieke situatie van de filosofen die blijven weerstaan aan de publieke vernietiging van de waarde om te bestaan.